vrijdag 7 december 2012

Zondebok

Telkens struikel ik weer over het zelfde struikelblok. Ik leg mijn hoofd vol overgave op het hakblok. Ik offer mij wel op. Hak mijn hoofd af. Hak dan. Doe het dan. Ik heb immers zelf mijn nek uitgestoken. Ik kon het toch weer niet laten, alhoewel ik trilde als een rietje. Breek me de bek niet open. Nu zal ik dan ook bloeden; het doekje zal niet baten. Heeft het te maken met mijn achtergrond? Wil ik mij graag opofferen, zodat andere mensen worden ontzien? Welnee. Het is puur narcisme. Ik lijk te genieten van de aandacht. ‘k Wil zeker als martelaar gezien worden.

Is dat werkelijk wat ik wil? Ben ik bereid mijn leven te geven voor mijn man of mijn kinderen? Nee. Ik geef het eerlijk toe. Nooit aan iemand verteld. Ben ik bereid de pijn van een ander over te nemen als dat kon? Nee, ik wil geen pijn. Met een klein beetje hoofdpijn, ben ik erg kleinzielig. Alleen buikpijn verdraag ik goed. Inmiddels ben ik zover, dat ik de pijn soms welkom heet. Het is immers een signaal. Let op, je lichaam waarschuwt je dat je te veel chips – weer die chips - hebt gegeten. Of, je lichaam waarschuwt je dat je te gestresst bent. Ik streel mijn buik en laat mijn lichaam merken dat ik luister. Soms kloppen mijn darmen net zo hard als het kind in mijn buik tijdens de zwangerschap. Het lijkt of de voetjes in de baarmoeder flink aan het schoppen zijn. Licht aan en daar is het bewijs. Mijn darmen bewegen daadwerkelijk wild heen en weer. De maag is dusdanig opgezwollen dat ik er zelf over nadenk een zwangerschapstest te doen. Mijn jongste kind juicht: een zusje, een zusje.

Wilt u met mij meedenken? Of zal ik zelf de diepte ingaan, afdalen in de put van mijn geest. Tref ik daar een verborgen waterbron gevuld met zoet water of vind ik daar een modderpoel van narigheid?

Ik zal u de moeite besparen.

Ik trek de conclusie: ik offer mijzelf op om macht uit te kunnen oefenen. Dat is het hele eieren eten. Ik wil graag alles wat gebeurt in mijn leven beheersen. Als dat niet lukt, maak ik van mezelf een slachtoffer, zodat ik achteraf erg verontwaardigd kan zijn over al het onrecht dat mij is aangedaan. Ik kan immers niet tegen onrecht. “Het is niet eerlijk, het is onrechtvaardig, de wereld is gemeen.”

Toch klopt er iets niet in deze redenering. Ik houd er namelijk ook van om voor het karretje van een ander gespannen te worden. Ik doe het woord wel. Met knikkende knieёn dat wel, maar ik ben degene met de stoute schoenen aan. Ik moet het weer zo nodig opnemen voor de zwakkeren in de samenleving.

En I did it again. Ik nam het op voor anderen die naar mijn inzicht zeker niet genoeg voor zichzelf konden opkomen. Als ik er over nadenk is dat in feite best een moederkloekerige, betweterige houding. Nou, ik had me beter koest kunnen houden, want wie zijn billen brandt moet op de blaren zitten. En geloof me - dat is me een keer overkomen toen ik als kind met mijn billetjes in de kan met gloeiendhete melk viel toen ik weer eens het truukje met de twee stoelpoten deed - dat is behoorlijk pijnlijk en bovendien genânt. En opnieuw balanceerde ik op die twee stoelpoten, opnieuw viel ik in de kan met hete melk en opnieuw brandde ik mijn billen.

Zal ik het dan nooit leren? (februari 2011)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten