woensdag 21 augustus 2013

Goede, betere, beste moslima

De eerste ontmoeting met een moslima in het lang, was niet echt positief. Waarschijnlijk dat ik daarom altijd licht argwanend ben gebleven als het gaat over de vroomheid van de moslima in relatie tot de kleding. Ik geloof niet in ‘hoe langer en wijder de bedekking, hoe vromer de zuster’.

Ik had van tevoren contact opgenomen met de afdeling Alkmaar van Al Nisa, een organisatie voor Nederlandse moslima’s, omdat ik moslim wilde worden. Ik belde aan bij het betreffende appartement en zij deed open. Een rijzige gestalte die nog rijziger leek door de lange jurk en idem dito hoofddoek. Mijn hart bonkte in mijn keel. Ik voelde me meteen erg werelds in haar bijzijn. Maar ik overwon mijn verlegenheid, omdat ik zo vervuld was van het geloof dat in mij ontwaakte, en liet me niet afremmen om al de vragen die ik had te stellen, inclusief de vraag hoe ik moslim kon worden. In plaats van dat ze mij begeleiding beloofde, wat ik zeker zou doen als een moslima in spé met grote ogen en een hongerige ziel naar mij toe zou komen, liet ze mij op een briefje schrijven hoe ik de grote wassing kon doen en welke woorden ik moest uitspreken als ik met dat ritueel klaar was.

Later, toen het Ramadan was, belde ik haar nog eens, behoeftig als ik was aan contacten met moslimvrouwen die net als ik sponzen waren. “Nee, nu is het Ramadan. Ik heb nu geen tijd voor je.” Zo koud heb ik ze zelden mee gemaakt. Maar gelukkig was er mijn man die inmiddels in Nederland was aangekomen en ik zoog alle nieuwe informatie gretig op.

Later maakte ik meer koude moslima's mee, zusters met grote hoofddoeken en sluiers  - die ze met één beweging achter op hun hoofd vouwden - die mij letterlijk de rug toekeerden in een gezelschap waardoor ik geïsoleerd werd. Alsof zij niet ook ooit in mijn situatie hadden gezeten en/of beter en verder dan mij waren. Ik werd zelfs een tijdlang lastig gevallen door een van de zusters, die mij nog nooit gezien had, maar die via via aan mijn telefoonnummer was gekomen en had gemerkt dat ik goed kon luisteren. Eigenlijk bood ik haar helemaal geen luisterend oor; ik was gewoon met stomheid geslagen over zo veel botheid. Zo vertelde ze op een dag, dat ze de metro nam samen met haar dochter en dat er nog een plekje vrij was. Zij wees haar dochter daarop, maar die zei: “Ik wil niet naast die vieze kaafir (ongelovige) zitten.” Vervolgens lachte de zuster, heel hard, om de uitspraak van haar dochter. Ik heb haar laten weten dat ik geen prijs meer stelde op haar lompe praatjes. Ik sluit normaal gesproken voor niemand de deur, maar zij had het echt te bont gemaakt. Ze bleef echter bellen. Ik denk dat ze te eenzaam was. Ik begrijp waarom. Toen wij verhuisden heb ik natuurlijk niet mijn nieuwe nummer gegeven.

Gelukkig had ik naast al de koude douches en lompe botheid ook andere positieve ervaringen met zwaar gesluierde en echt vrome vrouwen en vele andere zusters met en zonder hoofddoek, waardoor ik niet de neiging kreeg om af te dwalen. Bovendien heb ik al gauw ingezien dat de moslims net zoals andere mensen niet perfect zijn in tegenstelling tot de Schepper van ons allen.
Schilderij van Nanneke Bastiaan
Toch is het mij niet meegevallen, om tegenover de eigen gemeenschap te moeten bewijzen, dat ik best een goede moslima was. En dat wilde ik toch zo graag, een goede moslima zijn waar Allah tevreden over was en waar de gemeenschap trots op was. Ik zorg er nu voor dat ik er netjes bij loop, casual of chique naar gelang de situatie dat verlangt, kleuren goed gecombineerd, en eventueel accessoires als ik daar zin in heb. Maar door de jaren heen is de kleding voor mij steeds minder belangrijk geworden, in tegenstelling tot mijn gedrag.

Het is zo krom dat de vrouw haar vroomheid moet bewijzen door middel van haar kleding, terwijl een man overal maar mee weg kan komen. Solliciteer je op een islamitische school, dan zal je niet door elk bestuur worden aangenomen als je een moslima bent zonder hoofddoek. Maar aan een man zal men niet vragen of hij wel of niet praktiseert. Die is automatisch op uiterlijk goedgekeurd. Wie bepaalt er eigenlijk of je wel of niet praktiserend bent? Is een praktiserende moslim degene die bidt en vast en de zakaat betaalt, of ben je pas praktiserend als je bovendien een hoofddoek draagt of een lange baard en broek tot boven de enkel? Ik ben het eens met islamitisch spreker Jalal Ibn Saeed die zei: “We moeten er mee ophouden over praktiserende moslims te praten. Want wat is praktiseren? Als je met de rechterhand eet zoals de profeet, vrede zij met hem dit deed, dan praktiseer je al in feite.”

De eerlijkheid gebiedt mij om te zeggen, dat ik zelf ook ooit beleid heb onderschreven waar in stond beschreven dat een moslimjuf een hoofddoek zou moeten dragen. Ik was het eens met het argument, dat dit beter zou zijn voor de moslimmeisjes om zich ermee te kunnen identificeren. Maar ik ben tot het inzicht gekomen, dat het ten eerste hypocriet zou zijn een vrouw te verplichten tot het dragen van een hoofddoek, als zij dit normaliter niet doet. Ten tweede maakt een hoofddoek de moslimvrouw niet automatisch vromer of beter. Kleding is een middel om vroomheid te bereiken, maar het is geen maatstaf om te bepalen of iemand een goede, betere of de beste moslima is.

Waar ik veel meer tijd voor nodig had, was om te beseffen dat het niet nodig is te bewijzen dat ik een vrome moslim ben. Ik heb de goedkeuring van anderen niet meer nodig. Kijk naar mijn daden en je weet wat je aan me hebt. Zie mijn daden, dan zie je mij. Het zijn de dingen die ik doe, en niet de dingen die ik uitstraal of die ik zeg, die mij maken tot de moslim en mens die ik ben. Als het bevalt, is dat fijn. Zo niet, dan is er wel een ander die mogelijk meer in het straatje past. Iedereen is vervangbaar. Vandaag leef ik en morgen ben ik dood. Vandaag kent men mij en morgen is men mij vergeten.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten