donderdag 28 november 2013

Machteloosheid

Soms heb ik van die momenten
Dat ik alle ellende in de wereld niet meer aan kan
Ik word er zo beroerd van
Er zijn zo veel volkeren, zo veel mensen die lijden
de beelden op mijn netvlies,
Ik wil ze liever vermijden
Ik heb het gevoel dat ik iets moet doen
Maar ik weet niet waar ik moet beginnen
Ik voel me machteloos
En de pijn zit diep van binnen

Ik zit hier in mijn verwarmde huis
Van alle gemakken voorzien
Zij in de kou, zonder dak in de winter,
zonder dekens misschien

Wat heb ik te klagen?
Ondankbare ziel die ik ben
Te wenen om mijn eigen lot
en te weinig om mensen die ik toch niet ken

Ik stort eens hier, ik stort eens daar
Hopend op een druppel die rimpelingen veroorzaakt
Maar ik vrees voor een druppel
Op een gloeiende plaat
die mij alleen wanhopig maakt

Mijn hoofd zit te vol met al die beelden
Mijn hart barst zo wat van dit verdriet
Toch vloeien er geen tranen
want al mijn wenen helpt hen niet

Het enige wat ik bieden kan
Is het geld dat op de bank staat
Dat vervloekte geld
Dat mensen niet in hun waarde laat
Dat een wig tussen Arm en Rijk slaat

En dan nog de woorden die ik prevel 
Mijn gebed voor een betere wereld
Mijn hoop, mijn smart
Uit het diepst van mijn hart
Mijn gebed zonder veel woorden
Vanwege de hebzucht en de moorden

Elke zin lijkt nietszeggend
Elk woord blijft hangen in mijn keel
De wereld valt niet te redden
Door een enkele ziel

Maar toch ....God verstaat mij wel




dinsdag 19 november 2013

Ongegeneerd bloot

"Wij Nederlanders kennen toch wat minder schaamte," vertelt ze enthousiast. "Ik loop regelmatig bloot door het huis. Mijn kinderen zijn er aan gewend. Hierdoor zijn ze vertrouwd met hun lichaam."

Zo maar een gesprekje op het schoolplein. Ik heb mijn zoon net naar school gebracht en blijf nog even 'hangen'. Er is een nieuwe jongen op school gekomen dit jaar en zijn moeder vindt het leuk om met iedereen te kletsen. Daar waar ik doorgaans een beetje gemeden word door de meeste ouders op de katholieke basisschool, sta ik bij haar in de volle belangstelling.



Ik heb eigenlijk geen idee meer hoe we op het onderwerp 'schaamte' kwamen. Maar we kwamen er op. En ik werd getriggerd. "Toevallig ben ik ook Nederlander, met twee Nederlandse ouders. Maar mijn ouders liepen nooit bloot door het huis hoor," beantwoordde ik haar veronderstelling. "Toen ik een jaar of 16 was, zei mijn moeder zelfs dat ik wel wat meer mocht aantrekken als ik uit de douche kwam." Ik was namelijk gewend dan in onderbroek door het huis te lopen. Had ik al het gevoel dat mannen altijd op de contouren van het lichaam letten, sindsdien was ik me nog veel bewuster van 'schaamte'.

Ik kan me nog herinneren dat ik geschokt was als kind toen ik samen met mijn nichtje, haar ouders en broertje op de camping in Dronten stond, toen ik 's ochtends wakker werd. Het eerste wat ik zag, was namelijk mijn oom die daar languit en geheel naakt op bed lag. Ik wist niet waar ik mijn ogen moest laten. Ik had nog nooit een piemel gezien, behalve op plaatjes in de Summa-encyclopedie wellicht.

Volgens deze moeder zijn haar kinderen vertrouwd geraakt met hun eigen lichaam en het lichaam van de andere sekse door ongegeneerd bloot door het huis te lopen. "Mijn zoon heeft ook geen moeite om contact te maken met een meisje, omdat hij zo vertrouwd is met het vrouwenlichaam," legt de moeder uit. "En dan gaat het niet om het seksuele aspect hoor," voegt ze er nog aan toe.

Dat is wel een vraag die door mijn hoofd speelt. Zou het zo zijn, dat je minder seksuele belangstelling hebt als je al vaker een blote vrouw gezien hebt? Ik geloof dat niet. Net zo min als ik geloof dat een gynaecoloog onberoerd blijft als hij de honderdste vrouw van onderen aanschouwt. Een man blijft toch een man? Er zijn niet voor niets onderzoeken gedaan naar de (ongewenste) intimiteit tussen specialisten of huisartsen en hun patiënten, of zorgverleners en hun cliënten, waarbij het initiatief overigens ook bij de patiënt of de cliënt kan liggen.

Schaamte is enerzijds aangeleerd, waarbij de houding van de ouders een doorslaggevende rol speelt. Anderzijds is schaamte ook aangeboren. Mijn kinderen hebben stuk voor stuk aangegeven dat "het nu wel tijd werd dat ze alleen gingen douchen en dat ik ze niet meer hoefde te helpen." Op een gegeven moment is het gewoon tijd voor 'schaamte', zo lijkt het. Dan moet je als ouder terugtrekken en accepteren dat je kind 'groot' geworden is en daar dankbaar voor zijn.

Schaamte kan echter ook overdreven worden. Sommige moslims praten niet eens met hun kinderen over wat hen allemaal te wachten staat met de puberteit. Er zijn best veel meisjes die echt niet aan hun moeder zouden durven vertellen dat ze ongesteld zijn geworden. Dat moet allemaal 'geheim' blijven. Soms bidden ze zelfs mee, terwijl een menstruerende (jonge) moslimvrouw de salaat (het rituele gebed) niet mag verrichten. En dat alleen maar omdat hun vader of broer niet mag weten dat ze ongesteld zijn. Dat soort schaamte is overdreven en heeft alles met normen en waarden te maken binnen een gemeenschap of binnen een grootfamilie en niets met de islam als godsdienst.

Binnen de moslimgemeenschap is er helaas overdreven veel 'schaamte'. En dat terwijl de profeet Mohammed, vrede zij met hem, duidelijk gemaakt heeft, dat we ons niet moeten schamen om vragen te stellen, ook als het gaat om onderwerpen als seksualiteit en wat daarmee te maken heeft. In zijn tijd kwamen zowel mannen als vrouwen met allerlei vragen op seksueel vlak bij hem. Het ging over de menstruatie, over de zaadlozing, over voorbehoedsmiddelen, over de standjes, over intimiteit zonder de daad, over het voorspel. Zij schaamden zich daar niet voor.

In deze tijd moeten we er niet aan denken om de imam zulk soort vragen te stellen. Hij zou eens denken dat we hèt doen.

Zijn wij te krampachtig als moslims? Ja, dat denk ik wel. We zouden best wat vrijer met 'schaamte' mogen omgaan, in elk geval tegenover onze kinderen. Onze kinderen moeten naar ons toekomen met hun vragen in plaats van dat ze deze kennis op straat of op school opdoen. We moeten echt niet blij zijn met de kennis die ze buiten opdoen, want dat gaat vaak alleen maar over de technische aspecten van seks, terwijl er zoveel meer over te vertellen valt wat veel belangrijker is. Beter is het, om van thuis een vertrouwde plek te maken waar ze al hun vragen kunnen stellen over de liefde en over seks. Dan maar met rode oortjes.

En we hoeven daarvoor echt niet naakt door ons huis te gaan lopen.


zondag 10 november 2013

In spinazie zit ijzer. Waar of niet waar?

"In spinazie zit ijzer," zei de meester van de zesde klas lagere school. Ik barstte in lachen uit. Hij hield ons wel vaker voor de gek. Jaren later begreep ik pas dat het echt waar was. waar/niet waar. Aan de godsdienstleerkracht van de gereformeerde kerk die onze openbare school bezocht vroeg ik: "Kon Jezus echt blinden genezen?" "Nou," legde hij uit, "Het was alsof de mensen als het ware door zijn ogen konden kijken." Toen vond ik het een acceptabel antwoord en legde ik mij er bij neer. Nu denk ik daar anders over. Ik geloof dat Jezus de blinden genas, in God's naam wel te verstaan. waar/niet waar

Bepaalde uitspraken van onze meesters en juffen en onze docenten vergeet ik niet meer. Ze zijn onuitwisbaar in mijn geheugen gegrift. Vraag me niet waarom en hoe. Maar één ding weet ik wel: er zijn leerkrachten waar ik nog weinig of zelfs niets meer van weet, en er zijn leerkrachten waarvan ik tot vandaag de dag nog onder de indruk ben. In zowel positieve als wel in negatieve zin. Het kan gaan om hun persoonlijkheid, hun manier van lesgeven, de liefde voor het vak, één of een paar van hun uitspraken of omdat ze er blijk van gaven dat ze in je geloofden, of juist niet in je geloofden.

Zo ben ik nooit de docent sociale geografie (aardrijkskunde) vergeten die mij in 4 VWO duidelijk maakte, dat ik het niet zou gaan redden. De reden: ik was niet goed in multiple choice. Hij zei: "Als je daar niet goed in was, dan had je geen inzicht en zou je geen VWO-diploma kunnen halen." Ik heb hem gemist tijdens de diploma-uitreiking, want ik had hem graag met mijn diploma om de oren geslagen. Die man heeft er namelijk voor gezorgd, dat ik jarenlang gedacht, dat ik eigenlijk dom was. Soms komt die gedachte nóg opzetten. Maar dat was natuurlijk niet waar.  waar/niet waar

Heel anders was de docent die ik in VWO 5 en 6 had. Behalve dat hij ook met ons in gesprek ging over en ons inzicht wilde verschaffen over de achtergrond van de actualiteiten m.b.t. de wereldproblematiek, toonde hij ook persoonlijke belangstelling. Hij was degene die mij zei: "Het is tijd dat je je vleugels uitslaat en het dorp achter je laat. Ga studeren, ga op kamers." Ik had een geweldige jeugd gehad in een beschermde, natuurrijke omgeving maar ik snakte er ook naar om 'zelfstandig' de wereld tegemoet te treden.
"Het is tijd dat je je vleugels uitslaat en het dorp achter je laat"
Andere positieve herinneringen gaan verder terug. Van alle leerkrachten van de lagere school herinner ik mij er twee het beste. De meester van de derde klas gaf me alle ruimte om mijn schrijftalent te ontwikkelen. Ik schreef toneelstukjes die opgevoerd werden ten overstaan van de hele school. Maar van de meester van de eerste klas (groep 3), die mij leerde lezen, weet ik nog de meeste details. Hij was ten eerste heel zachtaardig en had een prachtig handschrift. Op een dag gaf hij ons een tekenles. Hij gaf ons een tekenvel en een potlood. Terwijl we naar muziek luisterden, moesten we een tekening op papier maken. Ik vond het geweldig.

Minder enthousiast was ik op het moment dat ik ontdekte dat seks iets was waar je niet openlijk over sprak. Meester vroeg namelijk wie wist hoe kindjes gemaakt werden. Ik stak spontaan mijn vinger op, want dat had mama mij verteld. Toen ik om me heen keek en luisterde naar het gegniffel van mijn klasgenoten, kreeg ik in de gaten dat er zoiets als schaamte bestond.

waar/niet waar

zondag 3 november 2013

Superioriteitsgevoel of de angst voor overheersing (deel II)

Zelfs de meest onbevooroordeelde niet-moslim kent het gevoel van superioriteit ook. Ik kan het bijvoorbeeld merken aan de wijze waarop vooruitstrevende journalisten over Turkije en over Egypte schrijven. Het Egypte waar de Moslim Broederschap op democratische wijze aan de macht is gekomen. Maar zodra er een opstand komt van tegenstanders van het regime, staan deze zelfde journalisten vooraan in de rij om hetgeen de tegenstanders willen flink te propageren. Ook in Turkije voegen ze zich maar al te graag bij de demonstranten. En wat schrijven en tonen ze dan van en over dat recht op vrije meningsuiting? We zien drinkende mensen op terrasjes, het bierglas wordt me ze geheven. We horen jongeren klagen dat ze net zo vrij willen zijn als in het Westen, ze willen verkering en seks buiten het huwelijk. En ze willen al helemaal niet die hoofddoek. Dat een regering democratisch is gekozen is niet meer van belang. Het gaat vooral om de gretigheid van de journalist om te vertellen, dat de jeugd zou hunkeren naar vrijheid. Hetzelfde soort vrijheid dat hij of zij zelf ook heeft gekend en daarom goed zou zijn.

En dan dringt de waarheid tot me door. Die zogenaamd onbevooroordeelde, vooruitstrevende, multiculturele Nederlandse niet-moslim is liever de jager dan de prooi, net zoals de moslim, net zoals elk mens. Het gaat ook bij hem om eten of gegeten worden, van pesten of gepest worden, van erbij horen of er niet bij horen. Niemand is gevrijwaard van superioriteitsgevoel, want iedereen heeft zijn eigen waarheid.

Dus eigenlijk mag ik het de moslim-loving journalist dan ook niet kwalijk nemen, als hij schrijft wat hij het liefste zou zien: en dat is een moslim die het allemaal niet zo nauw neemt met de regels en die net als hij denkt. Zoeken we niet allemaal bevestiging? En willen we niet allemaal ergens bij horen?

‘Anders’ zijn
De moslim die ík ben, hoort er niet bij. Het lijkt alsof ik er zelf voor kies, want zodra er ergens alcohol geschonken word, ben ik weg. Buurtbarbecue? Mij niet gezien vanwege de zelfde reden. Behalve dat het niet is toegestaan om aan te schuiven bij mensen die drinken, verdraag ik de geur van wijn en bier niet meer. Ik kies er bewust voor en zou het ook niet anders willen. Er zijn ook genoeg moslims die het niet uitmaakt. Dat moeten zij zelf maar weten. Maar het gaat niet om de keuzes die ik wel of niet maak. Het gaat er niet om of ik wel of niet moslim ben. Het gaat er om dat ik 'anders' ben. Ik wijk af van de norm. En als je afwijkt van de norm, dan loop je een risico niet geaccepteerd te worden. Dat geldt net zo goed voor alle allochtonen uit werelddelen met een andere cultuur, dat geldt voor homo’s en lesbo’s, dat geldt voor elke zonderling, voor alle mensen die uniek zijn en afwijken van het gangbare.

Het geldt overigens ook net zo goed binnen de moslimgemeenschap zelf. Ook binnen de Ummah (= de gemeenschap) gelden normen, waarvan je beter niet kan afwijken. Ook binnen de Ummah kan je je als moslim afgewezen voelen, als jij je hoofd boven het maaiveld uitsteekt. Moslims onderling kunnen elkaar de rug toekeren als de meningen afwijken. Of nog erger: elkaar openlijk afvallen, met als gevolg dat anderen liever ook niet meer met je om zullen gaan uit angst om, u raadt het al, er niet meer bij te horen. Moslims zijn immers ook maar gewone mensen, die bang zijn om er niet bij te horen en die bang zijn om ‘opgevreten’ te worden. 


En ik... Ik ben een moslim, een wereldburger, een mens. Ook ik ben bang voor afwijzing. Ook ik ben bang voor mensen die zich superieur voelen en dit laten blijken. Ook ik heb mijn eigen waarheid en meen dat dit het beste is, alhoewel ik wel voor arrogantie waak en er altijd ruimte is om van inzicht te veranderen. Of ik die ruimte wel of niet krijg van anderen, dat maakt mij niet zo veel uit. Ik neem de vrijheid. Niets of niemand weerhoudt mij ervan mijn eigen gang te gaan en ‘anders’ te zijn.

Lees ook deel I http://beanoor.blogspot.nl/2013/11/superioriteitsgevoel-of-angst-voor.html

Superioriteitsgevoel of angst voor overheersing (deel I)

In de ogen van de niet-moslim blijf ik als moslim uiteindelijk toch altijd minderwaardig. Zelfs de meest multiculturele sociale wereldburger die vrienden heeft van allerlei komaf, kijkt, als puntje bij paaltje komt, toch neer op de ‘cultuur van de islam’, al is het maar een beetje. Ik ben altijd benieuwd geweest of dit met het mens eigen superioriteitsgevoel te maken heeft, of met de angst om overheerst te worden.

Als puber kon ik met geen mogelijkheid begrijpen waar de haat van de Nederlanders voor de hedendaagse Duitser vandaan kwam. Er werd in bepaalde kringen over ‘de moffen’ of ‘de nazi’s’ gesproken, alsof de Tweede Wereldoorlog nog gaande was. Ik vroeg me af wat voor recht de Nederlanders hadden om met verachting en zelfs agressie over de Duitsers te spreken, terwijl ze ondertussen wel de braadworsten en de schnitzels, de grote pullen bier en de apfelstrudel naar binnen werkten in alle gulzigheid en ondankbaarheid voor de Duitse maker ervan. Ik heb dat gevoel nooit gekend. Ik neem het Duitse volk niets kwalijk, omdat het Duitse volk echt niet allemaal hetzelfde gedachtegoed als Hitler koesterde. De meeste Duitsers waren vast en zeker blij met de economische vooruitgang in het land, maar dat betekent nog niet dat zij achter het vergassen van de Joden, de zigeuners, de Russen en de homo’s stonden.


NSB’er
Na de oorlog, zo vertelde mijn opa mij, had de overbuurman hem aangegeven als NSB’er. Hij werd opgepakt, kaalgeschoren en het kamp Westerbork als een crimineel binnengeleid. Wat wil het geval: in het begin van de jaren dertig leek het Duitsland steeds voorspoediger te gaan. Veel boeren in de regio stemden daarom op de NSB, de Nederlandse variant van de NSDAP. Maar toen opa er achter kwam wat hun werkelijke motieven waren, had hij het lidmaatschap opgezegd, zo verzekerde hij mij. Verder hadden de Duitsers beslag gelegd op de boerderij. Zij waren van plan om hun zieke paarden daar te stallen en te behandelen, alhoewel ze, zo vertelde opa vol trots met geen mogelijkheid gaten in de grond konden boren zodat ze de paarden konden vastpinnen. Wel herinneren nog de alternatieve ringen aan de muren aan die periode. Uiteindelijk waren er meerdere paarden begraven achter de boerderij. Als kind heb ik daarom regelmatig gegraven in de hoop een skelet, of nog liever een schat van de Duitsers terug te vinden. In elk geval lieten de Duitse soldaten ook iemand achter die op de paarden lette. Het was een aardige jongen, die liever niet op oorlogspad was gegaan, zo vertrouwde hij mijn grootouders toe. In elk geval was dit reden genoeg voor de overbuurman om aangifte te doen. Het was zijn eigen schoonvader die samen met anderen die mijn opa goed kenden, voor hem pleitten bij de autoriteiten, waardoor hij weer op vrije voeten kwam. “En die overbuurman was eigenlijk zelf een jodenhater,” verhaalde mijn opa verbitterd. Hij heeft de man nooit meer begroet, maar toch heeft hij er verder geen werk van gemaakt.

Ik ben altijd onder de indruk geweest van zijn verhalen, getuige het feit dat ik al op jonge leeftijd C-boeken uit de bibliobus mocht lenen. Ik leende boeken over de oorlog, en las dingen, zoals over de martelpraktijken van de Nazi’s, die eigenlijk niet geschikt waren voor een kind van mijn leeftijd. Met als gevolg dat ik sommige gruwelijke details nog niet vergeten ben. Wat ik heb geleerd van mijn grootvader is dat een mens een mens is en dat niemand meer of minder is. Hij deed nooit de deur dicht voor de Jehova-getuigen die aan zijn deur kwamen. Altijd stond hij ze te woord. Misschien kwam het doordat hij een zeer belezen man was dat hij zo open stond voor andere mensen: zijn hele huis stond vol met boeken. Hij had onder alle vensterbanken boekenplanken bevestigd die allemaal gevuld waren met boeken. Ik leerde ook van mijn opa dat een mens hard moet werken in dit leven. Hij was het liefst gestorven met de zeis in zijn hand. Ik zie hem nog aan het werk met die zeis. Regelmatige slagen door het gras. Ik zat er bij en keek er naar. “Ik wil gewoon dood neervallen, dat is wat ik wil.” Hij heeft het de laatste periode van zijn leven niet makkelijk gehad: zijn vrouw werd dement en herkende hem niet meer. Toen zij in het verzorgingstehuis terecht kwam, raakte mijn grootvader ook een beetje de weg kwijt. Uiteindelijk is hij min of meer gestorven zoals hij dat wilde: hij kreeg een hartaanval en was 'weg'.
de zeis (de man op de foto is niet mijn grootvader)
Geen kwaad woord over Joden
Een mens is een mens, niemand is meer of minder. Maar op de Christelijke Academie voor de Journalistiek, waar ik studeerde, leerde ik dat je geen kwaad woord over Joden mocht zeggen. Zij hadden namelijk geleden. Wij hadden als groepje studenten echter contact weten te leggen met neo-nazi’s en zij waren bereid om ons te woord te staan. Erg spannend allemaal. Maar de docent wou er niets van weten. Ik vond het destijds vreemd, dat het ons verboden werd om neo-nazi’s te interviewen. Ik vond het vreemd dat voor het Joodse volk een uitzonderingspositie moest worden gemaakt. Waren er geen andere volkeren geweest die hadden geleden? Mochten wij een volk verheffen tot een dergelijke positie? Het ging er bij mij niet in. Het was ook in deze periode dat ik kennis maakte met het lijden van de Palestijnen. De vraag rees bij mij of de Palestijnen niet net zo veel zouden lijden als de Joden en of het ene lijden erger is dan het andere?

Uiteindelijk denk ik dat we voor het goede antwoord op mijn eerste vraag betreffende het superioriteitsgevoel ofwel de angst voor overheersing terug zullen moeten naar het begin van de schepping van de mens. Allah maakte bekend aan de engelen en aan Iblies, de djinn die in hun gezelschap mocht verkeren omdat hij zo’n goede indruk had gemaakt, dat hij een mens ging scheppen. De engelen waren verbaasd, want de mens zou vast en zeker verderf zaaien. Maar Allah zei: “Ik weet wat jullie niet weten.” Allah begon aan de schepping uit aarde en had het ‘karkas’ al klaar, toen Iblies eens een kijkje kwam nemen. Hij ging de nog holle binnenkant binnen en vroeg zich af wat dit nu moest voorstellen. Was dit nu alles? Toen de schepping van de mens werd voltooid, gebood Allah de engelen en Iblies om te buigen voor de mens. Maar Iblies weigerde. Hij zei: “Moet ik voor hem buigen? Maar ik ben veel beter dan hem. Ik ben gemaakt van vuur, terwijl hij uit aarde is gemaakt.”

Volgens mij ligt hier de wortel van het probleem dat we vandaag de dag kennen. Het gaat om zowel een superioriteitsgevoel als wel de angst om overheerst te worden. Het is twee-in-één. Iblies was bang dat Allah Adam liever zou hebben, terwijl hij in de veronderstelling was dat vuur verhevener was dan aarde.

lees ook deel II http://beanoor.blogspot.nl/2013/11/superioriteitsgevoel-of-angst-voor.html