Het eerste wat ik deed in Parijs was een grote plant kopen die ik op mijn chambre de bonne zette. Zo haalde ik voor mijn gevoel toch een beetje ‘Nederlands groen’ in huis. Zeventigtwintig jaar geleden struinde ik door de straten van Parijs, vanuit het hart van de stad, waar mijn oppaskind naar school ging, terug wandelend naar République. Het afgelopen weekeinde keerde ik terug met maar één missie: mijn oude stekkie opzoeken waar ik gewoond had en wandelen in de gezellige wijk St. Michel en langs de Seine zoals ik dat vroeger deed.
Onderweg vanuit Nederland zingen we mee met Kenny B. “Mijn gevoel zegt mij dat wij vanavond samen kijken naar de Champs Elysees, de Notre Dame en naar de Seine. En daarna samen op la Tour Eiffel.” We gaan naar Parijs. Ditmaal niet op doorreis naar Algerije, maar gewoon een paar dagen genieten van de sfeer in de stad.
Ik had Rue Albert Thomas onlangs al eens bezocht via Google Earth, maar ik kon het huis toen niet thuisbrengen. Maar live herkende ik de grote blauwe poort en de ramen met witte luiken ervoor meteen. Ik had me vergist in het nummer. Het was geen nummer 10, maar nummer 48. De supermarkt was verdwenen, evenals de groentezaak en de Iraanse tapijtenverkoper. Maar de bakkerij naast het metrostation Jacques Bonsergent bestond nog wel. Elke dag haalde ik daar mijn viennoise, een iets zoetere variant op de stokbrood, en bedekte deze rijkelijk met witte smeerkaas. Mijn au pair-familie at geen brood, want zo zei mevrouw Tonneau: ‘Daar word je dik van’. Ze aten om diezelfde reden geen pasta’s; en aardappelen lieten ze ook al staan. Ze aten magere naturel yoghurt waar je niet vol van werd en heel veel groenten. Drop die ik meenam na de kerstvakantie voor zoonlief, mocht hij niet opeten, want daar zat suiker in. Toch bleven moeder en zoon dik. Ik kookte mijn eigen kostje op de tweepitter in mijn kamer.
Destijds was ik naïef, nieuwsgierig en hunkerend naar het onbekende
Terwijl ik voor de poort sta en omhoog blik, verwacht ik op de een of andere manier dat mijn oppaskind Matthieu Tonneau zo dadelijk de deur uit komt, of zijn vader, of moeder. Maar dat gebeurt niet. Ik ben in Parijs, een wereldstad waar ik 27 jaar geleden in mijn eentje met een grote rugzak vol kleding en verwachtingen aankwam ‘om de wereld te ontdekken’. De tijden zijn veranderd, ik ben veranderd, maar ik ken hier niemand en niemand kent mij.
Naïef meisje
Toen was ik een naïef meisje, 21 lentes jong. Ik was open en nieuwsgierig, maar had werkelijk geen idee van de bedreigingen van de grote stad. En dan bedoel ik met name de anonieme mannen op straat, die achter me aan liepen, tegen me aan ‘reden’ in de bus; de potloodventers in de metro of op de boulevard en de oude tennisleraar en apotheker die wel een jong bloempje lustten, terwijl ik dacht dat we ‘gewoon vrienden’ konden zijn. Ik heb er mijn lesje wel geleerd, alhamdoelillah! Ik ben zo dankbaar dat Allah mij Zijn Bescherming heeft geboden in Parijs en dat hij mijn man op mijn pad bracht, die mij liet kennis maken met de islam.
Geïntegreerd
Ik ontmoet nergens angstige of veroordelende blikken. Ik zie slechts mensen die allemaal op de een of andere manier struggelen met hun bestaan, die gelaten hun lot ondergaan of gewoon genieten van het leven. Daklozen die, de roes uitslapend, uitgestrekt onder de bankjes liggen op uitgevouwen kartonnen dozen, Antilliaanse vrouwen die lijken te zijn geïntegreerd in de Franse cultuur. Ik tel slechts maximaal één of twee Afrikaanse bonte jurken en dan ook nog zonder de daarbij behorende tulband. Ook is de felheid van destijds uit hun ogen en manier van spreken, evenals de littekens van messengevechten op hun wangen. Waren er vroeger nauwelijks gesluierde vrouwen, die lopen er nu meer rond, zelfs vrouwen die volledig in het zwart gekleed gaan, en dat in het Parijs van de aanslag op Charlie Hebdo. Alleen bij de Notre Dame neem ik drie militairen in vol ornaat waar, waardoor de realiteit zich even aan me opdringt.
Hier leven de migranten op elkaar gepakt in appartementen die zijn ingericht met inklapbare en invouwbare Ikea-meubels
In de nacht slapen we bij mijn man’s tante, in een veel te klein 2-kamer-appartementje, waar je bijna letterlijk je kont niet kan keren om op het toilet zitting te kunnen nemen. Daarbij komt nog dat zijn tante een hamsteraar is geworden, die geen afstand kan nemen van de door haar gekochte spulletjes. In deze wijk vind je nagenoeg geen Fransen. Hier leven de migranten op elkaar gepakt in appartementen die zijn ingericht met inklapbare en invouwbare Ikea-meubels. De straten zijn nu echter wel zijn schoongeveegd van prostituees en drugshandelaren, waardoor het zowaar een nette, leefbare buurt is geworden. Ik slaap op de harde grond op een paar dubbelgevouwen dekens, omdat mijn dochter bang is voor de grijze glurende kat des huizes die zich overdag schichtig bovenop de kast verschuilt, maar in de nacht op rooftocht gaat zoals haar natuur verlangt. Ik hoor de tante van mijn man meerdere keren ‘Chanel’ tot de orde manen als ze weer eens door de kamer sluipt en ook op het bed springt. Het gevolg is dat ik na twee geradbraakte nachten enorme wallen onder mijn ogen heb.
Spanning en sensatie
Eigenlijk is Parijs niet heel erg veranderd in al die jaren. De trots van de Fransen op hun eigen taal en cultuur lijkt onverminderd groot. Geen enorme veramerikanisering zoals in Nederland, alhoewel grote warenhuizen als Tati en Monoprix gedeeltelijk uit het straatbeeld zijn verdwenen. Ook hier heeft de crisis toegeslagen. Het is veelal Frans wat er op de radio klinkt. Het klinkt me als muziek in de oren, want de Franse taal is heel melodieus en vol ritme. Ik besef dat we Nederland in feite weg geven, alsof onze taal, cultuur en historie niet waardevol genoeg zijn. Toch word ik hier niet melancholiek van; ik constateer het slechts. Net zoals ik constateer dat de wijze waarop wij mensen de wereld beschouwen altijd bij ons terugkomt zoals een boemerang. Destijds was ik naïef, nieuwsgierig en hunkerend naar het onbekende, waardoor ik naast beschutting ook spanning en sensatie naar me toe kreeg geslingerd. Nu ben ik milder, heb ik meer levenservaring en geniet ik meer van alles om me heen.
Geen spanning en sensatie dit keer. Alhoewel dat niet helemaal klopt: op de laatste avond heb ik couscous gekookt voor het nichtje van mijn man die hoogzwanger is, omdat ze daar zo naar taalde. Ze heeft echter nog maar twee happen genomen, of ze krijgt spontaan weeën. Voor de grap zeggen we nog: “Ben je van plan te bevallen of zo,” maar het is serieus. De weeën volgen elkaar steeds sneller op. Die nacht wordt het tweede kleinkind van mijn man’s tante geboren. Jenna is haar naam. Te vroeg geboren, maar klaarblijkelijk al net zo nieuwsgierig als haar ‘grote broer’ Nahil die al heel vroeg kon lopen terwijl ondertussen ook al een paar tandjes doorbraken, wat volgens het consultatiebureau niet kon. Met een grote gretigheid om de wereld te ontdekken, net zoals ik 27 jaar geleden.
Dit artikel werd eerder gepubliceerd in het digitale magazine De Stem van de Ummah
Geen opmerkingen:
Een reactie posten