dinsdag 3 maart 2015

25 jaar batata

Mijn schoonzus kon er niet om lachen, toen ik haar een whatsapp bericht stuurde met de boodschap: "25 ans de batata". Eigenlijk begreep ze het niet. Toen legde ik uit, dat haar broer en ik 25 jaar lang getrouwd zijn en dat hij soms voor de grap zegt: "Koeli yauwm batata", oftewel "Elke dag aardappels". Ze vond het absoluut niet romantisch. Maar romantisch is die man van mij ook niet. Alhoewel hij ooit wel een prachtige poëtische brief aan mij schreef waarin hij mij ondermeer beschreef als une fille aux jeux petillantes, een meisje met schitterende ogen. Daar moest ik het verder maar mee doen.


Vijfentwintig jaar geleden trouwde ik met een moslimman uit Algerije, die ik had leren kennen in Frankrijk. Hij had geluk dat ik nog open stond voor een relatie, want ik had een paar vervelende ervaringen met mannen in Frankrijk achter de rug. In de trein, in de metro, op straat waren er veel irritante vieze mannetjes die tegen je aan gingen staan, die achter je aan gingen lopen, die hun potloodventersactie op je probeerden te botvieren. Mannen: ik was er he-le-maal klaar mee.

Dus toen op die ene dag mijn vriendin werd aangesproken door zíjn vriend op de trappen van de Sacré Coeur in hartje Parijs, daalde ik de trap een stukje verderaf om het 'pril geluk' van onderaf te aanschouwen. Ze kwam mij vervolgens halen om mij voor te stellen aan mijn man die een eind verderop stond. Er was geen sprake van liefde op het eerste gezicht, noch van enig geflirt, dus toen mijn vriendin zei dat ze een afspraak had gemaakt met die ene jongen en dat ik ook mee moest komen, was ik niet van plan om mee te gaan. Maar mijn vriendin bleef maar zeuren en aandringen, totdat ik wel overstag moest gaan.

Uiteindelijk viel ik voor de eerlijkheid in de ogen. De ogen keken zo eerlijk in mijn ogen, dat het bijna pijn deed. Daarnaast nog het feit dat we veel te bepraten hadden. Een jongen die met mij over 'het toeval' sprak. Een jongen met wie ik urenlang kon filosoferen over de zin van het leven; dát was pas interessant! Hoe was het mogelijk, dat een jongeman uit een grote stad in Noord-Afrika en een jonge dame van het Drentse platteland zich tot elkaar voelden aangetrokken. "Het staat geschreven op de fijne lijntjes van je voorhoofd," zei mijn toekomstige man. "Maktoub, het lot." Hij was een moslim en vertelde er over zonder enige gêne. Dat had ik nog niet eerder meegemaakt. Ik voelde me door de gesprekken steeds meer aangetrokken tot de islam, het geloof dat ik uiteindelijk ook omarmd heb.

In de jaren die volgden, stokten die diepzinnige gesprekken. Het leven in Nederland viel hem zwaar. Hij kwam eerst in de visafslag te werken, maar kwam elke dag halfbevroren thuis. Toen hij zich ook nog vertilde, is hij er op mijn verzoek mee gestopt. Vervolgens ging hij aan de slag in een Chinees-Indisch restaurant. Als de Chinese werknemers niet hard genoeg werkten, kreeg mijn man van de baas steevast de volle laag. Hij begreep nog maar weinig woorden Nederlands, maar hij voelde aan alles dat er iets niet klopte. Ook zijn eerste jaren bij de post had hij moeite met de grove humor en de subtiele discriminatie van sommige collega's. Als hij thuis kwam, was hij moe. Hij wilde televisie kijken - het liefst de Arabische nieuwszenders- en daarna slapen. "Wat voor een leven is dit?" vroeg hij zich vaak hardop af. "Werken, eten, slapen." Hij had zich er wel wat meer van voorgesteld.

Na de geboorte van onze oudste werd hij zich er pijnlijk bewust van, in welk 'verdorven' werelddeel hij terecht was gekomen. Hij wilde niet dat zijn kind hier zou opgroeien. Hij was zo bang, dat zijn kind ongelovig zou worden. Hij stelde voor om onze babydochter naar Algerije te sturen en op te laten voeden door zijn moeder. Ik maakte duidelijk, dat geen haar op mijn hoofd er over dacht om mijn kind door een ander te laten opvoeden, maar hij wilde niet luisteren, want er was niets mis met zijn moeder. Toen hij het onderwerp nog een paar keer te berde bracht, barstte de bom. Ik heb met de vuist op tafel geslagen en geroepen: "Over mijn lijk!" Hij heeft er nooit meer over gehad.

Het liefst keerde hij ook zelf terug naar zijn vaderland, maar behalve dat daar een burgeroorlog aan de gang was in de jaren negentig, realiseerde hij zich dat hij eerst zou moeten sparen. Als je in Algerije geld hebt, heb je een comfortabel leven. Dat werd een belangrijk levensdoel voor hem. Als we genoeg geld hadden gespaard, en we zouden daar een lucratieve onderneming kunnen beginnen, zouden we gaan. In de jaren die volgden heeft hij vele ideeën bedacht, maar ze liepen allemaal op niets uit.

Vanwege dat doel heeft mijn man zich nooit echt Nederlander gevoeld. Hij is als een boom zonder of met maar weinig wortels in dit land. Ondertussen is de boom wel gaan vertakken, omdat elke boom toch naar het licht zoekt. Zo gaat dat in een mensenleven.

Doordat de discriminerende collega's - die bijvoorbeeld voor iedereen koffie haalden, maar hem oversloegen - vertrokken, hij de taal beter ging beheersen en er meer moslims bij de post kwamen werken, kreeg hij het best naar zijn zin op het werk. Vandaag de dag komt hij over het algemeen vrolijk thuis. Hij is zo'n beetje de gangmaker geworden op de werkvloer en die rol past hem wel. Het leven wordt hierdoor stukken plezieriger. Toch blijft hij altijd op zijn qui vive. Er hoeft maar iets te gebeuren - Wilders komt aan de macht - of zijn wens om te remigreren zou weleens omgezet kunnen worden in een besluit. Mocht het zo ver komen, dan zou ik achter zijn besluit staan. Ook ik heb geen trek om geconfronteerd te worden met een toenemende haat. Alhoewel het met het sparen niet zo goed lukt en er nog steeds geen kip-met-het-gouden-ei-idee is opgekomen.

Het is voor mij vaak wel lastig geweest om met zijn frustratie en heimwee om te gaan. Ik begreep hem wel, want ook ik voel me soms een vreemdeling in eigen land, maar we hadden ondertussen wel een gezin, ons huis en ons werk hier. Ik werkte zelf niet zozeer voor het geld, maar voor mijn persoonlijke ontwikkeling en om iets te kunnen betekenen voor de moslimgemeenschap. Ik was vooral bang dat we uit elkaar zouden groeien.

Onze kinderen groeiden op. Het werden vier stevige takken, steviger dan hij ooit had durven dromen, machAllah. Hij besefte, dat het wel degelijk mogelijk was om kinderen goed op te voeden in een niet-islamitisch land. Nu de kinderen wat ouder zijn, praat hij elke zondag aan de ontbijttafel urenlang met ze. Eigenlijk preekt hij vooral, en de kinderen luisteren vooral. Ik hoef niet proberen om er tussen te komen, want het zijn zíjn momenten. Kostbare momenten.

Ons huwelijk heeft zijn ups en downs gekend, waarbij de perioden dat het goed ging, gekenmerkt werden door liefde, humor en gezelligheid.  En Godzijdank hebben de ups ervoor gezorgd, dat we de downs hebben overleefd. De sleutel tot een succesvol huwelijk blijkt toch de communicatie te zijn. Het is de wil om naar elkaar te luisteren, ook al verschillen we soms hemelsbreed van mening. Hij moet niet verwachten dat ik 'de vrouw van zes miljoen ben' die alles aankan en die alles voor hem over heeft. En ik moet niet teleurgesteld zijn als hij geen behoefte heeft om samen 'spiritueel te groeien'. We moeten elkaar niet willen veranderen, maar elkaar de ruimte geven.

Toeval bestaat niet. Hij en ik waren voor elkaar bestemd. We zijn elkaars beste leermeester. Het staat geschreven in de inmiddels niet meer zo fijne lijnen op mijn voorhoofd: 25 jaren koeli yauwm batata.

Gelukkig kan je aardappels op vele manieren bereiden.