woensdag 31 juli 2013

"Breek je benen voorzichtig"

Hoe ouder ik word, hoe meer ik op mijn vader ga lijken. Behalve de uiterlijke kenmerken van het typische familiekinnetje dat met de ouderdom steeds duidelijker vooruit lijk te steken, gaat het bijvoorbeeld ook om de humor . Ik gebruik zelfs de uitgekauwde humor die mijn moeder duizenden keren moet hebben gehoord. "Gedraag je als een fatsoenlijk huisdier", "Breek je benen voorzichtig" en dat soort typisch bij mijn vader horende uitdrukkingen.



Vroeger vond ik het verbazingwekkend dat er altijd weer een glimlach om haar mond verscheen, als mijn vader voor de zoveelste keer dezelfde grap vertelde. "N'escalier pas dans l'esperance. Elle est encore semaine." De meeste Nederlanders begrepen het al niet, laat staan de Franstaligen. Ik vond het als puber uitermate irritant. Nu kan ik er weer smakelijk om lachen, gewoon, omdat het uit mijn vader's mond komt en ik blij ben met zijn vrolijkheid.

Ook vond ik het vroeger zo erg, dat als je hem een verhaal vertelde, hij in het midden ervan ineens begon te grinniken, terwijl het verhaal daar niet om vroeg. Dan bleek dat hij helemaal niet had zitten luisteren, maar weer in gedachten verzonken was. Hij had vaak de grootste lol in zichzelf. De laatste tijd hoor ik echter steeds vaker van mijn kinderen dat ik maar met een half oor luister. "Ik duw je scherm naar beneden hoor, als je nu niet luistert," roept mijn jongste. O nee, niet mijn scherm. Ik luister, echt! En alhoewel ik volgens mij niet constant dezelfde grappen herhaal, zoals mijn vader dat deed; ik lach wel vaak zelf het hardst op mijn eigen grappen. Ik ben ook dol op woordgrapjes en ik neem sommige van zijn teksten over. Ze doen het goed en public. Mijn kinderen kunnen het minder waarderen. Ik besef, dat ik steeds meer op mijn vader begin te lijken.

Keek ik vroeger op naar mijn vader die zonder zenuwen een  podium betrad, een opening hier verrichtte en een opening daar, jaren later had ik ook geen moeite meer om een publiek, groot of klein toe te spreken. Alhoewel ik wel last van mijn zenuwen had, was het niet zo als vroeger, dat mijn verlegenheid mij dermate verstikte dat ik spontaan blokkeerde. Alle woorden vlogen mijn brein uit en lieten me staan met rood hoofd, stotterend en stamelend. Het was heel sneu voor het meisje van toen. Maar later heb ik de gêne overwonnen.  Zoals hij genoot van de aandacht, heb ik er tegenwoordig niet zo veel moeite meer mee bij tijd en wijle in het middelpunt van de belangstelling te staan.

Wat het geheugen en brein betreft, kan ik echter niet aan mijn pa tippen. Die man heeft, net als mijn moeder overigens,een ijzersterk geheugen. Dat komt waarschijnlijk door hun actieve leven, de kruiswoordpuzzels die ze dagelijks maken, de fietstochten op hun elektrische fietsen door de bossen en over de heide, het jeu-de-boulen op het speciaal daarvoor aangelegde veldje achter in de tuin, het gezamenlijk zingen met de dorpelingen en hun maatschappelijke betrokkenheid in het algemeen.

Ik hoop dat ik ook op dezelfde manier oud mag worden als mijn pa. Behalve dat hij altijd zo vrolijk en actief is, is hij ook nog eens een knappe vent.



vrijdag 26 juli 2013

Welkom in Nederland



Nederland
Laag land
Land van zogenaamde tolerantie
Land van patat en bier
Met de caravan op vakantie
Turkse bakker is ook hier

Land van veel te hoge lasten
Land van profiteurs
Die in de bijstand zullen we pakken
Maar niet die met de grote beurs

Land van akkers en rijtjesbouw
puberruil, en boer zoekt vrouw
Kijken, kijken en niet kopen
vooral niet meer in deze tijd
Als de kat van huis is dansen de muizen
en morgen hebben we dan wel spijt

Zonnebank en voedselbank
Bank van de Ikea
Spaargeld haal je van de bank
Werk voor inbrekers, waarvoor hun dank

Nederland, mijn vaderland
Waar de blanke top der duinen
Fietsen op het platteland
en door de bossen struinen

Nederland
Laag land
Land van stam plus d en t
Land van Jan en Ahmed
en samen drinken ze nènè-thee

zaterdag 20 juli 2013

Zo genânt!

Door de jaren heb ik mezelf in heel wat gênante situaties begeven  met mijn hoofddoek. Nu kan ik er de grap van inzien; destijds lachte ik als een boer met kiespijn. Eigenlijk heb ik mezelf best een beetje belachelijk gemaakt zo nu en dan.

De meest gênante ervaring was toen ik voor een maagonderzoek naar het ziekenhuis in Hilversum ging, waar we toen nog woonden. Ik had zo veel last van maagpijn dat de huisarts een maagzweer vermoedde. Ik had me voorbereid op het onderzoek: een lange legging  en een t-shirt met lange mouwen in het geval een man mij zou helpen.  Mijn naam werd genoemd in de wachtkamer en een zuster kwam me ophalen  - een zuster, hè gelukkig. Alles uit behalve onderbroek en hemd, was de opdracht. Nou, dacht ik, dan kan ik me wel aan haar opdracht houden en ik kleedde me uit. De zuster riep me. Ik liep achter haar aan naar binnen en ontwaarde meteen twee dokters. Mannen! Ik wist niet hoe snel ik mijn hoofddoek van de kapstok moest graaien. Gauw knoopte ik hem om mijn hoofd.

Daarna werden de foto’s gemaakt. Ik moest op een band gaan liggen, die de scan in zou gaan. In eerste instantie moest ik mij echter allerlei kanten opdraaien. Ik schaamde mij kapot. Daar lag ik dan, bijna helemaal bloot op onderbroek en hemd na, maar natuurlijk wel met mijn hoofddoekje op mijn hoofd en een man die mij van alle kanten bekeek. 


Bij thuiskomst heb ik van de zenuwen heel hard gelachen. Ik  weet zeker dat de twee dokters en de verpleegster in een deuk hebben gelegen toen ik vertrok. En gelijk hadden ze.

Het doet me denken aan de interim die ooit was aangesteld bij de omroep waar ik werkte en die op een keer zei tijdens een of andere receptie tegen een of andere bobo van de televisie: “Die moslimvrouwen, ze zouden zelfs in bikini over de catwalk lopen, zolang die hoofddoek maar opblijft.” Dirty old man, concludeerde ik toen en ik keek hem aan met toegeknepen ogen. Mocht je willen. Maar in feite heb ik zijn gelijk met mijn eigen handelen bewezen.


Na het onderzoek ben ik overigens gebeld, dat alles in orde was. “U hebt helemaal niets, gefeliciteerd,” zeiden ze. Maar ik had toch maagpijn? Later heb ik begrepen wat er toen aan de hand was. Ik ging naar een alternatieve genezer  die door middel van het intakegesprek mij vragen stelde ‘van kop tot teen’.  Zij verklaarde mijn pijn: “Dat komt door de staalpillen die u tijdens de zwangerschap hebt moeten slikken tegen bloedarmoede,”   en hielp mij vervolgens aan mijn klachten.

vrijdag 19 juli 2013

Een niemand in Niemandsland

Vandaag hadden wij een onverwachte gast tijdens de iftaar, het avondeten tijdens de Ramadan. Het is een vreemdeling zeker, die verdwaald is zeker. Het is voor ons in elk geval een gezegende dag, alhamdoelillah (alle lof aan God)!

Ik heb zo te doen met onze gast. Hij is begin veertig, heeft de vluchtelingenstatus niet gekregen, omdat zijn verhaal niet 'waterdicht' was. Hij heeft een paar keer vastgezeten. Eerst omdat hij uitgeprocedeerd was. Daarna nog twee keer, een keer als illegaal en een keer omdat hij ergens vals van beschuldigd werd. Hij was helaas te goed van vertrouwen geweest.

Het is een Algerijnse man met een hart van goud, altijd goed voor ons geweest en dol op onze kinderen. Hij zal nooit een verkeerde gedachte koesteren. En toen hij nog een huis had, gedurende zijn asielaanvraag, was iedereen welkom bij hem thuis, inclusief profiteurs. En profiteren deden ze. Het liefst zou hij een gezin beginnen, deze broeder, maar hij heeft de droom al min of meer opgegeven. "Ik heb geen geluk," zegt hij. Want als je paspoort gestolen is ben je een niemand in Niemandsland.

Je bent goed genoeg om de smerige klusjes te klaren, die Nederlanders nog steeds niet willen aanpakken. Je bent goed genoeg om uitgebuit te worden. Je bent goed genoeg om aan de kant geschoven te worden door een nieuwe vreemdeling die ook voor 2 euro per uur bereid is om zijn handen uit de mouwen te steken. Je wordt beschouwd als crimineel als je wordt opgepakt, in de gevangenis gezet gedurende enkele maanden lang. En je wordt soms geholpen door een criminele agent, die meent van jou te kunnen profiteren, door het doen van valse beloftes.

Je bent helaas niet goed genoeg voor iemands dochter, want papieren heb je niet. Je kan eigenlijk ook niet terug naar je eigen land, want daar is de verwachting dat je rijk bent. Je bent namelijk goed genoeg geweest om steeds geld te sturen aan de familie, die daar een huis van hebben kunnen bouwen. Dat je daarvoor krom gelegen hebt, beseffen ze niet. Ze willen waarschijnlijk alleen maar meer. Nu met de crisis verdien je haast niks meer. Je keert toch niet terug na zoveel jaar met lege handen?

Mijn man en ik hebben een paar keer toe een poging gedaan om hem aan de vrouw te helpen, maar volgens die vrouwen was er "geen klik". Hij is inderdaad geen man van zoveel woorden in gezelschap, dus daar kan je je op verkijken. Die aantrekkingskracht en klik was er wel met die andere broeders, waarvan ze nadien overigens even snel gescheiden waren als ze getrouwd waren.

Onze gast blijft daarom een niemand in Niemandsland. Maar niet voor ons gezin. Wij hebben hem in onze hart gesloten.






Leve de moeder van Ayse!

Daar kwam ze aan: een Turkse vrouw, dik, snorharen, hoofddoek om haar hoofd geknoopt, met ietwat slonzige kleding die haar lichaam niet bepaald flatteerde. Zo op het eerste gezicht zou je haar helemaal verkeerd kunnen inschatten.
Maar elke vrouw, elk mens is de moeite waard om naar te luisteren en om open voor te staan. En dat doe ik dus.

Ze vertelt me, dat ze goed in de gaten heeft dat haar dochter geen hoog niveau heeft, maar dat ze er wel alles voor over heeft om haar een goede toekomst te bezorgen: "Ayse hoeft geen dokter, Ayse kapper." Haar dochter zou eigenlijk naar het speciaal onderwijs moeten gaan. Dat wilde de basisschool. Maar moeder was ervan overtuigd dat Ayse meer in haar mars had. Niet elke moeder voelt dat goed aan, maar deze moeder had goed naar haar intuïtie geluisterd. Moeder werkte er hard voor en als het nodig zou zijn krijgt haar dochter bijles. Ik ben ervan overtuigd dat ze elke cent zou uitgeven voor haar dochter. Dan vertelt ze ook nog dat ze koffie schenkt voor de Nederlandse bejaarden in haar vrije tijd.

Wie had dat nou achter deze vrouw gezocht? Daarom houd ik mezelf altijd voor: beoordeel nooit iemand op het uiterlijk.

Leve de moeder van Ayse!
Deze foto is overigens niet van de moeder van Ayse


dinsdag 16 juli 2013

Nederland en ik zitten samen in de overgang

Ik zit in de overgang. Volgens de gynaecoloog is het glad onmogelijk, want "u bent veel te jong," maar ik ken mijn eigen lichaam het best. Die gynaecoloog voelt niet wat ik voel en ervaart niet wat ik ervaar. De menstruatie is onregelmatiger, en is minimaal. Wel heb ik al meer dan een jaar een dikke twee weken voordat het door moet breken de typische menstruatieklachten: die weeïge pijn in mijn buik en het gevoel dat ik er helemaal alleen voor sta in de wereld. Voor de zekerheid heb ik de vorige week een menopauzesneltest gekocht via het internet en heb de proef op de som genomen. Ik had gelijk. Ik zit in de (pre-)menopauze. Always listen to your heart!

In de overgang staat niet alleen mijn baarmoeder centraal, alhoewel mijn baarmoeder mij dat wel wil laten geloven. Zij is echter een jokkebrok. Zij liegt tegen mijn hersenen en tegen mijn hart dat ik met die nare klachten best chagrijnig mag zijn; dat ik me best terug mag trekken in mijn schulp en toe mag geven aan de apathie en 'the bitch' in mij. Als ik er aan toe zou geven, zou ik mijzelf twee weken lang opsluiten in mijn slaapkamer en de boel de boel laten. Laat ze zich allemaal maar redden zonder mij. Ik ben nu even met mijn zielige zelf bezig.

Maar ik maan mezelf, dat het niet waar is. Ik geef er niet aan toe. En hoe het gebeurt, dat weet ik niet, maar dan gaat er in dat zolderkamertje een venstertje open en  komen er lichtstralen naar binnen. Weg is de depressie. Alleen de buikpijn blijft. Als troost denk ik aan de overlevering van de profeet Mohammed, vrede zij met hem, dat God mij voor elke pijntje die ik voel zondes vergeeft, ook al is de pijn door een prikje van een doorn. Mijn buikpijn gaat de hele dag door, dus bid ik dat mijn weegschaal licht is op de Dag des Oordeels.

De overgang. In mijn geval is de overgang niet alleen lichamelijk en geestelijk, maar ook letterlijk en figuurlijk. Ik zit in een nieuwe fase van mijn leven. Nadat ik twaalf jaar lang in het onderwijs heb gewerkt, is het tijd voor iets nieuws. Ik heb geluisterd naar de roep van mijn ziel. Die vroeg om creativiteit en vrijheid. Die hunkerde naar innerlijke rust.

Een half jaar geleden ben ik uit de mallemolen van het leven gestapt. Ik ben de zoektocht begonnen naar wat ik wil in en met mijn leven. Ik heb mij gerealiseerd, dat het nooit te laat is om opnieuw te beginnen, ook niet als je al voorbij de vijfenveertig bent. In mijn geval begin ik niet met iets nieuws, maar met iets dat altijd al in mij wakkerde, het vlammetje dat ik negeerde, maar wat niet lukte. Daarom heb ik mijn verstand op nul gezet en heb mij overgegeven aan wat ik altijd het liefste heb gedaan: weer te gaan schrijven.

Bang voor de crisis in Nederland en in de wereld ben ik niet. Nooit geweest ook. Want de crisis, dat ben ik op dit moment zelf.

Nederland en ik zitten samen in de overgang.  We kunnen door blijven jakkeren in onze diesel, zonder op de rem te trappen. We kunnen rücksichtslos overal op bezuinigen zoals het huidige kabinet dat doet. Maar we kunnen ook leren luisteren naar wat werkelijk van belang is.

Voor mij is dat in politiek Nederland een kwestie van een betaalbare zorg die voor iedereen toegankelijk is, solidariteit met de armen en behoeftigen onder ons: de ouderen en de asielzoekers, en investeren in onderwijs en (duurzame) werkgelegenheid. Maar het belangrijkste is dat het geldsysteem geheel op de schop moet. Bankiers en multinationals mogen niet langer de dienst uitmaken en er moet een verbod komen op rente, want dat vernielt onze economie en onze samenleving. Het dakvenster op het zolderkamertje van Nederland moet m.a.w. open om die lichtstralen - die er echt wel zijn - binnen te laten. We moeten ons realiseren dat de economische crisis wel bestaat, maar dat wij apathisch en egoïstisch worden gemaakt en leren te geloven in de grote leugens van de mensen de aan de touwtjes trekken.

Voor mij persoonlijk gaat het om luisteren naar mijn diepste behoeften: het schrijven van human interestverhalen, artikelen over onrecht, artikelen over alternatieven voor een betere samenleving; en ik zou een film willen maken. Met het schrijven ben ik al begonnen; het andere zullen we nog wel eens zien, zo God het wil. Ik wil er de tijd voor nemen en nergens meer onbezonnen in stappen. Dat heb ik al vaak genoeg gedaan in al mijn naïviteit. Haast heb ik niet. Ik heb nog zeker 20 jaar lang te gaan tot aan mijn pensioenleeftijd.

maandag 15 juli 2013

Over blikken en blozen

Sinds ik Amersfoort woon, heb ik eigenlijk geen last meer gehad van 'blikkendoders' of 'meelijhebbende hulpverleners'. In Noord-Holland was dat wel anders. Of zou het soms gelegen hebben aan mijn eigen blik op de wereld of mijn gevoel voor eigenwaarde. In elk geval heb ik al 12 jaar lang geen scheldwoorden naar mijn hoofd geslingerd gekregen.

Toen ik nog in Hilversum woonde, waren het vooral de blikkendoders die mij de hele tijd vermoordden. Vanuit mijn ooghoeken spotte ik ze wel, in winkels en op straathoeken, vanachter de wandelwagens, terwijl hun kind lief kirde naar mij en moeder zich nieuwsgierig omkeerde om te zien met welk persoon haar kind zoveel plezier had, om zich vol afkeer met een ruk weer om te draaien en mij vooral uit het zicht te houden van haar lieve schat.


Op een keer was ik bij de Scapino, toen ik die ene vrouw zag zitten. Ze bekeek me minachtend van top tot teen en van teen tot top, zonder blikken en blozen. Het leek alsof ze het niet eens in de gaten had, dat ik haar in de gaten had. Pas toen ik mijn mond opentrok en vroeg wat er aan de hand was, dat ze mij zo aankeek, leek ze weer tot zichzelf te komen. Ze schrok zich rot en bevroor. Letterlijk. Ze had duidelijk niet verwacht dat ik ook nog Nederlands zou praten. Meestal schrikken blikkendoders zich een hoedje dat er Nederlandse woorden uit 'die hoofddoek' komen. Je vraagt je toch af, wat je hen in hemelsnaam hebt aangedaan, dat je zo veel haat en minachting verdient.

Het ergst vond ik echter de huisarts in Alkmaar, waar ik naartoe moest, toen ik daar net in de buurt kwam wonen en ik niet zeker wist of ik (nog) zwanger was van de eerste. Ik had namelijk robbertje gevochten met mijn man en toen ik naar het toilet ging, leek er iets te zijn gevallen wat veel weg had van een vrucht. Ze kwam naar de wachtkamer toe en en ik zag haar blik verkillen toen zij mijn naam noemde en ik opstond. Die haat me, dacht ik, dat is duidelijk. Toen ik haar vertelde wat 'het probleem' was, zei ze: "En waar is je urine?" "Urine," zei ik, "nee, dat heb ik niet bij me." Waarop zij verachtend zuchtte. "Dat je dat niet weet." Ze ging mij vervolgens toch aan een inwendig onderzoek onderwerpen, maar kon er geen wijs uit worden. Terwijl de echo vervolgens uitwees, dat ik al vier maanden zwanger was. Mijn oudste weet bijna zeker dat ze één was van een tweeling.

En dan heb je van die mensen die zoveel medelijden hebben met die vrouw met het hoofddoekje, dat ze haar zo graag willen helpen. Zoals die keer dat die oude man samen met mij in de lift stapte en wilde weten naar welke verdieping ik moest. Hij tikte op mijn schouder. "Moet u naar - en hier stak hij twee vingers op - of moet u naar - en hij stak drie vingers op." Eigenlijk was het lachwekkend en triest tegelijkertijd, maar die oude man nam ik niks kwalijk. Mogelijk was hij echt zo aardig. Het is beter positief te blijven denken over 'de mensheid', dan dat je er vanuit gaat dat de man mij vanuit een superioriteitsgevoel wel eventjes de weg zou wijzen. Als je de mensen even aankijkt, weet je wel hoe laat het is en wat voor vlees je in de kuip hebt.

Dan had je nog degenen die in het voorbijgaan je uitschelden op de fiets: "Hé vieze Turk," waarbij je de eerste keren de neiging hebt terug te roepen: "Maar dat ben ik niet." of iets stomzinnigs als "Kaaskop, " terwijl ze je al lang niet meer kunnen horen. Of degenen die in het verkeer meenden voorrang te mogen nemen op die moslim en dan ook nog hard en verontwaardigd toeteren, terwijl ze de haaientanden veronachtzamen. Op die momenten kon ik er ook zo boos over worden, dat ik ze het liefst achterna was gereden, klem had gereden en uit de auto had getrokken voor hun arrogantie. Maar ik hield het keurig bij een aantal keren hard toeteren.

Maar zoals ik al zei, ben ik deze mensen al 12 jaar niet meer tegen gekomen. Wel heb ik andere mensen mogen ontmoeten. Mensen met neutrale, open of soms zelfs warme blikken. De neutrale mensen zijn de professionals die vanuit integriteit willen handelen. Mensen die ik respecteer en eer. De mensen met open blikken zijn degenen die me gewoon accepteren zoals ik ben. Die nieuwsgierig zijn naar de mens onder de hoofddoek. De mensen met de warme blikken zijn de mensen die mijn hoofddoek niet eens zien. Mensen die direct op je afkomen, alsof we twee magneten zijn die naar elkaar toe getrokken worden. Het zijn de mensen die onbevooroordeeld zijn, niet omdat ze daarvoor gekozen hebben, maar gewoon omdat ze een goed mens zijn. Dit zijn de mensen die ik graag wil ontmoeten.

In elk geval heb ik gemerkt dat als je positiviteit en zelfvertrouwen uitstraalt, je steeds meer van dit soort mensen ontmoet.

zondag 14 juli 2013

Op zoek naar 1 miljoen voor zorgboerderij

Een initiatief naar mijn hart


Aletta Saffiyya Rozeboom (33) is hard op zoek naar investeerders en donateurs voor een zorgboerderij in Groningen. In de zorgboerderij wil de op verschillende terreinen gediplomeerd begeleider in eerste instantie pleegkinderen en kinderen met speciale zorgbehoeften opvangen. Zij heeft aan het eind van de Ramadan een bedrag van 1 miljoen euro nodig om haar droom te verwezenlijken. Door middel van halal crowd-funding hoopt zij 1000 mensen bereid te vinden die elk 1000 euro investeren of 500 mensen en/of bedrijven die elk 2000 euro schenken.

Aletta kwam op het idee om een zorgboerderij te starten door haar ervaringen met Jeugd- en Pleegzorg in de afgelopen jaren. Zij ving in 2010 enkele moslimkinderen op in een noodsituatie en is sinds die tijd meerdere keren gevraagd nog meer kinderen op te vangen. "Verschillende keren hebben verschillende gezinnen mij gevraagd of we hun kinderen, die problemen hadden, en uit huis geplaatst dreigden te worden, tijdelijk op wilden nemen. Jeugdzorg zelf gaf eveneens aan, het erg moeilijk was geschikte zorgadressen te vinden. Of we niet extra kinderen wilden opvangen. Helaas woon ik in een erg klein huurhuis. Godzijdank, voor ons is het genoeg. En we zijn er gelukkig. Maar niet om permanent en langdurig meerdere kinderen in op te vangen. Dat kan ik ook de kinderen die opgevangen moeten worden niet aandoen."


De boerderij die Aletta op het oog heeft

De krachten bundelen
De Nederlandse moslima weet dat zij voldoende in huis heeft om dit project op te zetten en te runnen. Zij is o.a. gediplomeerd en ervaren coach, sociaal agogisch pedagogisch werker, trainer aanpak kindermishandeling, pleegouder, leerlingbegeleider, ondernemer en instructeur van Eerste Hulptrainingen. Zij heeft er alle vertrouwen in dat het project kans van slagen heeft: "We zijn groeiende als moslimgemeenschap in Nederland. We hebben voldoende kennis en expertise. Mijn droom is deze krachten te bundelen. Ik weet dat ik daar goed in ben. Allah heeft mij de kwaliteiten gegeven."

Behalve een groot netwerk in de moslimgemeenschap is zij door haar ervaringen ook goed bekend met Jeugd- en Pleegzorg in Groningen. "In het Noorden is het niet raar dat islamitische kinderen bij islamitische pleegouders worden geplaatst. Hier riepen ze ons al jaren geleden op om meer kinderen op te nemen in de gemeenschap."

Toekomstplannen
Naast de opvang van moeilijk plaatsbare kinderen en voorlichting te geven aan ouders die hulp nodig hebben bij de opvoeding, heeft Aletta ook andere plannen met de zorgboerderij. Zo wil zij in de toekomst ook projecten opzetten zoals een school en islamitische gezondheid- en woonvoorzieningen, voor ouderen die hulp nodig hebben bij huishouden en verzorging en voor studenten die begeleiding nodig hebben van een mentor.

Voorlopig richt zij zich op pleegkinderen en kinderen met een speciale zorgbehoefte. Zij wil hen op therapeutische basis paardrijlessen bieden en hen leren omgaan met biologisch tuinieren.

Voor het project is 1 miljoen euro nodig. Zij zoekt 1000 mensen die 1000 euro kunnen investeren. Maar het mogen ook kleinere of grotere bedragen zijn. Het kan ook om een geldlening gaan of een investering. Als het om een bedrijf gaat, kan de afspraak gemaakt worden dat producten bij desbetreffende bedrijf worden afgenomen. Als het om een organisatie gaat, kunnen er tegenover de investering cursussen worden aangeboden voor het personeel.

Als u een bijdrage wil leveren aan de aankoop of meer informatie wil, gelieve een email te sturen naar islamicmoney4@lifelinedup.nl

Een promotiefilmpje van het project: https://www.youtube.com/watch

Dit artikel was eerder gepubliceerd op de website van MoslimVandaag

vrijdag 12 juli 2013

De schrijver die ik ben

Al vanaf het moment dat ik kon lezen, begon ik ook met schrijven. In de derde klas van de lagere school (groep 5) schreef ik mijn eerste toneelstukken die ten overstaan van de hele school werden opgevoerd. In de puberteit schreef ik gedichten die ik ook opgestuurd heb naar een uitgeverij, maar waar ik nooit meer iets van terug hoorde.  Alles met de hand of met de ouderwetse  typemachine, want computers waren er nog niet in mijn jeugd. Later wisselde ik de mechanische in voor een elektrische typemachine. Het was heerlijk typen op die machine, maar wat slurpte dat ding een patronen! Ze waren nog duur ook voor een arme student als ik.


Na de middelbare school ging ik naar de CAJ, de Christelijke Academie voor de Journalistiek in Kampen dat later werd omgedoopt tot HICO, Hoger Informatie en Communicatie Onderwijs en na die omdoping verhuisde de opleiding naar Zwolle, waar nog zo'n 1000 andere studenten rondliepen. Mijn God, wat ben ik blij, dat ik die emigratie gemist heb. Ik heb nooit van massa gehouden. Ik denk dat ik tot mijn dertigste in mijn dromen regelmatig te laat op school kwam, zonder agenda en geen idee waar ik naartoe moest. En dan ging het over mijn middelbare schoolperiode op een school met 1200 leerlingen. Verdwaald! Vreselijk gevoel! 

Helaas blonk ik niet uit op de opleiding journalistiek. Ik vond het zo lastig om binnen de kadertjes te passen. Als ik een informatief artikel moest schrijven werden mijn artikelen te saai en als ik een opinieartikel moest schrijven kon ik geen argumenten bedenken. Pas in het laatste jaar begon ik wat op te bloeien als journalist. Mijn bloed ging sneller stromen toen 'de literaire journalistiek' aan bod was. Hier had ik op gewacht. En terwijl ik stage liep bij het Nieuwsblad van het Noorden kreeg ik te horen dat mijn literaire artikel over mijn oma die dement was, gepubliceerd werd in de reader van het vak Nederlands. Apetrots was ik. Eindelijk iets van een erkenning. Zo jammer dat ik die reader niet bewaard heb.

Met hetzelfde gemak als ik alles van de opleiding in de vuilnisbak kieperde, heb ik mijn dagboeken verbrand. Stel je voor dat mijn kinderen dat ooit eens zouden lezen. Ze zouden denken dat ik een drama-queen was , depressief of gestoord, al jarenlang hopeloos verliefd,  dan op de een, dan op de ander. Vandaar dat ik alles op een hoop gooide en fikkie ging stoken, wat ik vroeger als kind een fantastische en spannende activiteit vond. Jaren later heb ik er wel spijt van gehad, want nu weet ik niet meer wat toen mijn gedachten waren over het leven en over mezelf.

In 2008 startte ik een blog. Daar plaatste ik in het begin met name gedichten op. Niemand die ze las, want ik had nog geen idee hoe dat allemaal werkte. Vervolgens kwam ik in een razend drukke en verantwoordelijke baan terecht, waarbij al mijn aandacht volledig opgeslorpt en vereist was. Weg was de creativiteit, weg was de vrijheid die ik zo hard nodig had om mijzelf te kunnen uiten. Ik heb het vier jaar volgehouden. Ik heb me bijna te pletter gewerkt. Om, Godzijdank, op tijd wakker te worden. Ik kan niet anders zeggen dat ik ondanks het feit dat ik een dromer en idealist ben, toch altijd met beide benen op de grond heb gestaan. En voor die nuchtere blik op het leven ben ik mijn ouders dankbaar. 

De eerste weken dat ik thuis kwam te zitten, heb ik geschilderd. Vele schilderijen, allemaal abstract, want ik ben nooit een ster geweest in tekenen. Maar ik vind ze mooi, omdat mijn gevoel er in zit. Het was min of meer mijn eigen kunstzinnige therapie. Daarna heb ik mij gestort op het schrijven, vol overgave. En ik ben van plan dit niet meer op te geven. Schrijver is wat ik ben.


donderdag 11 juli 2013

Parijs: mijn eerste Ramadan

Mijn eerste 'Ramadan' was in april 1989. Ik was nog geen moslim, maar was benieuwd of ik het vasten wel vol zou houden. Ik wilde niet alleen ervaren wat mijn vriend ervoer, maar ik was ook gegrepen door onze gesprekken over de islam, waardoor ik behoefte voelde aan verdieping.

Het was in de wereldstad Parijs. Ik was daar als au pair naartoe gegaan na mijn studie journalistiek in Nederland. Eigenlijk, omdat ik niet meteen aan het werk wilde gaan als journalist. Ik wilde mijn horizon verbreden, de wereld ontdekken. Dus trok ik mijn stoute schoenen aan en vertrok met een grote rugzak omgebonden helemaal in mijn eentje naar Parijs. Ik zie nog mijn moeder voor me die mij op het laatste moment nog een extra kus wilde geven, maar de deuren schoven dicht. Ik moest lachen. Aan de ene kant van de zenuwen, aan de andere kant omdat ik gewoon opgetogen was. Mijn avontuur was begonnen.

De familie Tonneau met hun zoontje Matthieu van 10 jaar oud kwam mij ophalen. Het leken wel aardige mensen. Hij tandarts, zij bioloog. Ze namen me mee naar huis, we aten samen. Het zou voorlopig de laatste keer zijn dat we samen aten. Ik zou elke dag voor het gezin koken en mocht dan wat voor mezelf meenemen. Wekelijks zou ik ratatouille maken, een mengsel van paprika, ui en tomaten. We aten aardappels noch pasta, want daar werd je dik van, was de overtuiging van Anne, de moeder van Matthieu. Voor de rest was er yoghurt, magere yoghurt. Nooit was er snoep of koek voor Matthieu. Niet dat het veel hielp, dat strenge dieet: zowel Anne als Matthieu waren stevig. Recent heb ik via google een foto van Matthieu gevonden. Het was 'm! Een stuk dunner. Ik ben benieuwd wat hij eet.


1988. Rue Albert Thomas in Parijs, dichtbij La Place de la République en La Gare du Nord. Na onze kennismaking en het diner, liet het gezin mij mijn chambre-de-bonne zien. Via de binnenplaats bereikten wij een aardig kamertje, alhoewel het wel wat leeg was. Een van de eerste dingen die ik daarom deed was een poster kopen en een grote plant op het Île-de-France, waar ik regelmatig en graag kwam. Ik struinde in de tien maanden dat ik er verbleef heel Parijs te voet af en genoot van alle indrukken.

Ik kende helemaal niemand. Vandaar dat ik al snel naar La Mission Hollandaise ging, destijds hét informatie- en ontvangscentrum voor au-pairs in Parijs. Ik leerde Tamara kennen. We raakten bevriend. We hadden niet altijd dezelfde interesses, maar we waren allebei wel op zoek naar mannelijk gezelschap of misschien wel 'de ware'. Toch vond ik de mannen in Parijs niet veel soeps. Dan had ik Nederland wel mooiere exemplaren gezien. Er werd wel belangstelling getoond, vooral voor Tamara, want zij was een uitermate charmante verschijning. Ik vond het wel grappig om te kijken hoe de mannen haar probeerden te versieren.

Op een dag was het weer eens raak. We zaten op de trappen bij de Sacre Coeur, de kerk in hartje Parijs die bovenop een heuvel gebouwd is. Een fijngebouwde Noord-Afrikaan kwam naar haar toe en maakte haar het hof. Ze had het meteen zwaar te pakken. Na afloop vertelde ze dat ze een afspraak gemaakt had met hem. Ze vertelde erbij, dat ik ook mee moest komen, want ze durfde niet alleen. Zijn vriend zou er bij zijn. Ik maakte kennis met de vriend. Ik zag het helemaal niet zitten, want hij was met veel bla bla en poeha totaal niet mijn type. Ook werd ik voorgesteld aan diens broer die wat verderop stilletjes stond te genieten van het uitzicht op Parijs. De broer, die later mijn man zou worden.

Het afspraakje ging door. Behalve de vriend, was ook de broer en nog een andere broer aanwezig. Ik haalde opgelucht adem, was gerustgesteld, want ik had geen zin om een avond lang in het gezelschap te verkeren van een oninteressant iemand die mogelijk nog avances zou maken ook nog. Op een gegeven moment raakte ik in gesprek met dé broer. In eerste instantie had hij niet bepaald indruk gemaakt. Maar was ik doorgaans iemand die pats-boem verliefd werd bij de eerste aanblik, dat bleef nu achterwege. We raakten aan de praat. Het ging over 'toeval bestaat niet' en hij vertelde vol genegenheid over zijn moeder. Ik keek hem van opzij aan: een Nederlandse jongen zou niet zo gauw met een meisje zo over zijn moeder praten, dat was niet bepaald stoer. Toen ontmoetten onze ogen elkaar. De eerlijkheid in zijn ogen deed bijna pijn. Toen ik later aan mijn vriendinnen in Nederland zijn pasfoto liet zien, schaamde ik me zelfs een beetje voor die eerlijkheid, bijna kwetsbaarheid. Ik vond het wel erg, dat ik me schaamde, maar kon geen andere verklaring bedenken, dan dat hij degelijk overkwam. En degelijkheid was in die tijd net als nu: not-done.

Ik wist het al gauw. Dit zou de man van mijn leven worden. Ondanks het feit dat hij moslim was. Alhoewel ik eerst wat huiverig tegenover de godsdienst stond - ik wist er eigenlijk niet zo veel van, behalve dat de Turkse vrouwen een paar meter achter hun man liepen en dat de Turkse jongens bij de moskee altijd wel wat riepen naar me als ik langs liep om naar school te gaan - was ik ook gretig naar al wat hij er over vertelde. Ik wilde meer! Ik was als een plant zo dorstig naar water. Avond na  avond praatten wij, urenlang. Dit was wat ik nodig had. Dit was waar ik naar op zoek was: de islam!


In april 1989 brak de maand Ramadan in Parijs aan. Mijn vriend had er al het een en ander over verteld. Het sprak mij aan. Ik zou meedoen. Het viel me reuze mee. En dat terwijl ik tijdens mijn studietijd ook wel eens gevast had en door de hoofdpijn maar gauw weer ging eten. Dit keer had ik zelfs geen hoofdpijn. Ik had wel nog een pilletje ingeslikt die de dokter had voorgeschreven, maar dat mocht niet, zo vertelde mijn vriend. In de avond zetten we mijn kleine wereldradio aan, die ik vanuit Nederland had meegenomen. Er was gezang op de radio. Alhoewel ik er niets van verstond, werd ik er blij en vredig van. Achteraf bleek het om Koranrecitatie te gaan.

Het was tijdens die Ramadan, als ik het me goed herinner, dat ik een brief ontving van Ellen, een van de kennissen en vrienden in Nederland met wie ik correspondeerde in die tijd. Zij woonde tijdens mijn studietijd in hetzelfde studentenhuis als ik en studeerde theologie. Met haar had ik ook al vele gesprekken over het geloof gevoerd. Ik had haar de vraag gesteld: "En wat denken jullie op de opleiding over Mohammed?"  Zij schreef mij: "Wij geloven niet dat hij een profeet was, maar wel dat een licht van God door hem scheen." Ik was getroffen. God zou Zijn Licht niet aan iemand geven die loog. Mohammed, vrede zij met hem, sprak de waarheid!

In diezelfde maand vroeg mijn man mij ten huwelijk. Hij vertelde dat het hem niet toegestaan was om verkering te hebben. Het zou niet zoveel omhanden hebben, het aanstaande ritueel - de huwelijksinzegening door de imam - maar dan zou onze relatie in elk geval door God worden goedgekeurd. Ik zei: "Ja, ik wil."

Ik zat klaar. 'k Had een keurige blazer aangetrokken en een lange broek. Maar meneer kwam niet opdagen op het afgesproken tijdstip. Later verklaarde hij dat hij bang was geworden. Stel je voor, dat ik de huwelijksinzegening niet serieus zou nemen en ik straks met zijn kind in mijn buik terug zou gaan naar Nederland, zonder hem. Ik meen dat het de eerste keer was, dat we ruzie hadden. Ik was heel erg verontwaardigd en voelde mij niet serieus genomen.

In juli 1989 keerde ik in mijn eentje terug naar Nederland. Ik had nog geen geloofsgetuigenis afgelegd, alhoewel ik innerlijk overtuigd was. Maar ik wilde zeker weten of ik écht moslim wilde worden. In Parijs leefde ik toch in mijn eigen romantische, maar sterk geïsoleerde wereldje. Mogelijk zou ik in Nederland 'wakker worden'. Maar toen ik Engelstalige en Nederlandse literatuur over de islam in handen kreeg, werd mijn overtuiging alleen maar sterker. Ik belde met de contactpersoon van Al Nisa in Alkmaar, alwaar ik toen op de centrale redactie van De Verenigde Noordhollandse Dagbladen werkte. Zij nodigde mij uit bij haar thuis. Toen zij opendeed, schrok ik wel even. Het was een imposante Nederlandse vrouw met een lange, wijde jurk en een hoofddoek. Mijn hart bonkte in mijn lijf. Toen ik eenmaal binnen was en gekalmeerd was, vroeg ik haar hoe ik moslim kon worden.

Nu is het doorgaans zo, dat als je een moslim vraagt hoe je moslim wordt, dat hij of zij je naar de moskee verwijst of mee neemt. Ook word je helemaal aan de hand genomen, omdat de persoon in kwestie blij is met de nieuwe aanwinst in de oemma, in de moslimgemeenschap. Maar deze dame was bijzonder afstandelijk. Zij gaf me pen en papier, legde uit wat ik moest doen - de grote wassing nemen - en wat ik daarna moest zeggen - "Ik getuig dat er geen god is dan Allah en dat Mohammed Zijn boodschapper is" - waarna ze mij liet gaan. Zo gezegd, zo gedaan. Het papiertje met daarop de aanwijzingen geschreven, nam ik mee naar de douche, zodat ik geen stap zou overslaan. Vervolgens stapte ik onder de douche uit, deed mijn kleding aan, pakte het inmiddels doorweekte papiertje en sprak de woorden uit die er op geschreven stonden. Het ging om de geloofsgetuigenis. Ondanks het feit dat ik helemaal alleen was, voelde ik mij van binnen zo intens gelukkig en rijk. Nu was ik moslim.





zaterdag 6 juli 2013

Van kom niet aan mijn haar naar kom niet aan mijn hoofddoek

We zaten in Parijs in de trein. De broer van mijn Algerijnse vriend – we waren toen nog niet getrouwd -  was uit Duitsland overgekomen, al heb ik geen idee meer waar we naartoe gingen. Meestal namen we namelijk de metro. Schuin tegenover ons zat een vrouw met een hoofddoek. Zij leek een française, aangezien ze lichtgekleurde ogen had.  De broer kon zijn bewondering niet verhullen. Hij was zo blij. En hij schepte op over zijn zussen die ook tot hier – en hij wees naar zijn polsen -  en hier  - en hij pakte met een hand onder zijn kin een denkbeeldige hoofddoek vast – bedekt waren. Ik keek naar mijn vriend. Als hij dat maar niet van mij zou verwachten. Mooi niet. Mijn haar is mijn alles. Daar moest je niet aan komen.

Voordat ik naar Parijs ging als au-pair in 1988, en met mijn moeder naar de stad ging, vond ze het heerlijk om met mij te flaneren. “Iedereen kijkt naar je,” fluisterde ze in mijn oren vol trots.  Dat kwam omdat ik een flinke bos haar had met mooie slagen, net geen krullen. Ja, soms, als ik mijn haren net gewassen had, wilden er nog wel eens krullen in schieten, zelfs pijpenkrullen, dat vond ik helemaal geweldig. In elk geval, ik had bekijks omdat ik mooi haar had. Ik stond bekend als ‘het meisje met het bos haar’.

Mijn vriend stelde mij echter gerust. Het zou het niet van mij vragen. Dat mocht ik helemaal zelf weten. Zucht. Toch ging ik over dat lapje stof nadenken. Wat was nou de reden, dat God dit van mij zou verlangen? 

Ik was nog maar een paar maanden in Parijs en had al veel te stellen gehad met de mannen daar. Ik was een paar keer lastig gevallen. Dat had ik in Nederland ook wel eens meegemaakt, maar niet in die zelfde mate. Ik had zelfs een afkeer van de mannen in Parijs ontwikkeld. Ik had één keer een rokje aan, toen mijn zussen als toeristen op bezoek waren en zij ook minirokken droegen. We gingen ergens in het gras zitten bij de Eifeltoren en kregen ineens in de gaten dat er een stukje verderop in het gras een man een poging deed om onder onze rokjes te loeren.

Of die keer erop dat ik ging tennissen met een bermuda. De tennisleraar van mijn oppaskind was bereid mij gratis les te geven. Dat hij wel bepaalde verwachtingen had, had ik niet zo snel in de gaten. Ik had waarschijnlijk nog onvoldoende geleerd over mannen tijdens mijn studietijd. In elk geval ging ik op weg in de metro. Tegenover mij zat een man die maar naar mijn benen bleef staren. Ik voelde me nog net niet betast. En toen de tennisleraar ook nog een compliment maakte over mijn benen, nam ik het besluit: Parijse mannen krijgen mijn benen niet meer te zien. 


Wat was mijn antwoord? Ik was boos op die mannen. Ik had een spijkerbroek waar al een klein scheurtje in zat bij de knie. Ik maakte de scheur gewoon lekker groter. En in de andere pijp maakte ik ook een scheur. Ik stiftte mijn lippen felrood, wat voor mij het signaal was van: ik ben een zelfverzekerde vrouw, blijf uit mijn buurt. Hoe naïef. De eerste keer dat ik in de metro zat, zat er weer zo’n mannetje tegenover mij. Hij was totaal gefixeerd op dat deel van mijn knie dat bloot was. Het was gewoon niet normaal meer. Ik heb daarop de scheuren dichtgenaaid met rood draad. Zo!

Na tien maanden Parijs kwam ik terug in Nederland. Ik wist eigenlijk al dat ik in mijn hart moslim was. Maar ik wilde zeker weten dat het geen romantische bevlieging was. Ik had immers maandenlang zonder familie en vrienden in een klein kamertje van 3 bij 4 had geleefd en genoot enorm van de gesprekken over het geloof samen met mijn vriend. Daar was ik na een half jaar al overtuigd. Maar op de een of andere manier wilde ik zeker zijn dat mij geen ontnuchtering te wachten stond, zodra ik weer in Nederland zou zijn. Was dit echt wat ik wou?

Mijn familie wist dat ik verliefd was op een moslim. Mijn oudste zus bracht een boekje thuis waar een telefoonnummer in stond van Al Nisa, een organisatie voor moslimvrouwen in Nederland. Op een dag belde ik ze op. Amal nam op. Zij was ook een bekeerling. Zij zou mij een Engelstalige Koran opsturen van Yusuf Ali. Zodra ik het Boek in huis had, las ik er elke avond in. Ik ging zelfs het gebed verrichten zoals ik het mijn vriend had zien doen. Niet in het Arabisch, zonder hoofdbedekking, gewoon in mijn nachtjaponnetje, maar wel met de bewegingen die ik hem had zien doen. Het waren intense gebeden. 

Behalve de vertaling bevatte het werk van Yusuf Ali ook voetnoten met uitleg. Elk woord nam ik in mij op en het drong door tot diep in mijn hart. Zijn vertaling en uitleg van de verzen m.b.t. de sluier vond ik zo mooi, dat ik besefte dat het waar was.

"Say to the believing men that they should lower their gaze and guard their modesty: that will make for greater purity for them. And Allah is well aquainted with all that they do."
"And say to the believing women that they should lower their gaze and guard their modesty; that they should not display their beauty and ornaments except what must ordinarily appear thereof. That they should draw their veils over their bossoms and not display their beauty except to their husbands, their fathers, their husband's fathers, their sons, their husband's sons. Their brothers or their brothers' sons..." (hoofdstuk an-Noer, vers 31 en deels 32)

Het was tijdens de laatste weken van de zwangerschap van mijn oudste, dat ik zwangerschapsverlof kreeg, dat ik thuis zo nu en dan een hoofddoek opdeed om te ervaren hoe dat voelde. Ik had op mijn werk wel al een tijdje mijn haren bedekt met een los doekje dat ik in mijn nek knoopte. Men wist dat ik moslim was geworden en respecteerde dat.

Na het verlof voelde ik dat ik niet meer zonder hoofddoek naar buiten wilde. En zoals altijd: als ik iets voel in mijn hart, ga ik ervoor. En dat deed ik. De eerste keer had ik nog niet in de gaten dat je beter veiligheidsspelden kan gebruiken om je doekje vast te maken. Dus schoot mijn hoofddoek los zodra ik uit de auto stapte. Waarop ik gauw de auto weer inschoot. Maar al gauw raakte ik eraan gewend. Ik deed hem op om nooit meer af te doen in het gezelschap van mannen. Punt.