donderdag 11 juli 2013

Parijs: mijn eerste Ramadan

Mijn eerste 'Ramadan' was in april 1989. Ik was nog geen moslim, maar was benieuwd of ik het vasten wel vol zou houden. Ik wilde niet alleen ervaren wat mijn vriend ervoer, maar ik was ook gegrepen door onze gesprekken over de islam, waardoor ik behoefte voelde aan verdieping.

Het was in de wereldstad Parijs. Ik was daar als au pair naartoe gegaan na mijn studie journalistiek in Nederland. Eigenlijk, omdat ik niet meteen aan het werk wilde gaan als journalist. Ik wilde mijn horizon verbreden, de wereld ontdekken. Dus trok ik mijn stoute schoenen aan en vertrok met een grote rugzak omgebonden helemaal in mijn eentje naar Parijs. Ik zie nog mijn moeder voor me die mij op het laatste moment nog een extra kus wilde geven, maar de deuren schoven dicht. Ik moest lachen. Aan de ene kant van de zenuwen, aan de andere kant omdat ik gewoon opgetogen was. Mijn avontuur was begonnen.

De familie Tonneau met hun zoontje Matthieu van 10 jaar oud kwam mij ophalen. Het leken wel aardige mensen. Hij tandarts, zij bioloog. Ze namen me mee naar huis, we aten samen. Het zou voorlopig de laatste keer zijn dat we samen aten. Ik zou elke dag voor het gezin koken en mocht dan wat voor mezelf meenemen. Wekelijks zou ik ratatouille maken, een mengsel van paprika, ui en tomaten. We aten aardappels noch pasta, want daar werd je dik van, was de overtuiging van Anne, de moeder van Matthieu. Voor de rest was er yoghurt, magere yoghurt. Nooit was er snoep of koek voor Matthieu. Niet dat het veel hielp, dat strenge dieet: zowel Anne als Matthieu waren stevig. Recent heb ik via google een foto van Matthieu gevonden. Het was 'm! Een stuk dunner. Ik ben benieuwd wat hij eet.


1988. Rue Albert Thomas in Parijs, dichtbij La Place de la République en La Gare du Nord. Na onze kennismaking en het diner, liet het gezin mij mijn chambre-de-bonne zien. Via de binnenplaats bereikten wij een aardig kamertje, alhoewel het wel wat leeg was. Een van de eerste dingen die ik daarom deed was een poster kopen en een grote plant op het Île-de-France, waar ik regelmatig en graag kwam. Ik struinde in de tien maanden dat ik er verbleef heel Parijs te voet af en genoot van alle indrukken.

Ik kende helemaal niemand. Vandaar dat ik al snel naar La Mission Hollandaise ging, destijds hét informatie- en ontvangscentrum voor au-pairs in Parijs. Ik leerde Tamara kennen. We raakten bevriend. We hadden niet altijd dezelfde interesses, maar we waren allebei wel op zoek naar mannelijk gezelschap of misschien wel 'de ware'. Toch vond ik de mannen in Parijs niet veel soeps. Dan had ik Nederland wel mooiere exemplaren gezien. Er werd wel belangstelling getoond, vooral voor Tamara, want zij was een uitermate charmante verschijning. Ik vond het wel grappig om te kijken hoe de mannen haar probeerden te versieren.

Op een dag was het weer eens raak. We zaten op de trappen bij de Sacre Coeur, de kerk in hartje Parijs die bovenop een heuvel gebouwd is. Een fijngebouwde Noord-Afrikaan kwam naar haar toe en maakte haar het hof. Ze had het meteen zwaar te pakken. Na afloop vertelde ze dat ze een afspraak gemaakt had met hem. Ze vertelde erbij, dat ik ook mee moest komen, want ze durfde niet alleen. Zijn vriend zou er bij zijn. Ik maakte kennis met de vriend. Ik zag het helemaal niet zitten, want hij was met veel bla bla en poeha totaal niet mijn type. Ook werd ik voorgesteld aan diens broer die wat verderop stilletjes stond te genieten van het uitzicht op Parijs. De broer, die later mijn man zou worden.

Het afspraakje ging door. Behalve de vriend, was ook de broer en nog een andere broer aanwezig. Ik haalde opgelucht adem, was gerustgesteld, want ik had geen zin om een avond lang in het gezelschap te verkeren van een oninteressant iemand die mogelijk nog avances zou maken ook nog. Op een gegeven moment raakte ik in gesprek met dé broer. In eerste instantie had hij niet bepaald indruk gemaakt. Maar was ik doorgaans iemand die pats-boem verliefd werd bij de eerste aanblik, dat bleef nu achterwege. We raakten aan de praat. Het ging over 'toeval bestaat niet' en hij vertelde vol genegenheid over zijn moeder. Ik keek hem van opzij aan: een Nederlandse jongen zou niet zo gauw met een meisje zo over zijn moeder praten, dat was niet bepaald stoer. Toen ontmoetten onze ogen elkaar. De eerlijkheid in zijn ogen deed bijna pijn. Toen ik later aan mijn vriendinnen in Nederland zijn pasfoto liet zien, schaamde ik me zelfs een beetje voor die eerlijkheid, bijna kwetsbaarheid. Ik vond het wel erg, dat ik me schaamde, maar kon geen andere verklaring bedenken, dan dat hij degelijk overkwam. En degelijkheid was in die tijd net als nu: not-done.

Ik wist het al gauw. Dit zou de man van mijn leven worden. Ondanks het feit dat hij moslim was. Alhoewel ik eerst wat huiverig tegenover de godsdienst stond - ik wist er eigenlijk niet zo veel van, behalve dat de Turkse vrouwen een paar meter achter hun man liepen en dat de Turkse jongens bij de moskee altijd wel wat riepen naar me als ik langs liep om naar school te gaan - was ik ook gretig naar al wat hij er over vertelde. Ik wilde meer! Ik was als een plant zo dorstig naar water. Avond na  avond praatten wij, urenlang. Dit was wat ik nodig had. Dit was waar ik naar op zoek was: de islam!


In april 1989 brak de maand Ramadan in Parijs aan. Mijn vriend had er al het een en ander over verteld. Het sprak mij aan. Ik zou meedoen. Het viel me reuze mee. En dat terwijl ik tijdens mijn studietijd ook wel eens gevast had en door de hoofdpijn maar gauw weer ging eten. Dit keer had ik zelfs geen hoofdpijn. Ik had wel nog een pilletje ingeslikt die de dokter had voorgeschreven, maar dat mocht niet, zo vertelde mijn vriend. In de avond zetten we mijn kleine wereldradio aan, die ik vanuit Nederland had meegenomen. Er was gezang op de radio. Alhoewel ik er niets van verstond, werd ik er blij en vredig van. Achteraf bleek het om Koranrecitatie te gaan.

Het was tijdens die Ramadan, als ik het me goed herinner, dat ik een brief ontving van Ellen, een van de kennissen en vrienden in Nederland met wie ik correspondeerde in die tijd. Zij woonde tijdens mijn studietijd in hetzelfde studentenhuis als ik en studeerde theologie. Met haar had ik ook al vele gesprekken over het geloof gevoerd. Ik had haar de vraag gesteld: "En wat denken jullie op de opleiding over Mohammed?"  Zij schreef mij: "Wij geloven niet dat hij een profeet was, maar wel dat een licht van God door hem scheen." Ik was getroffen. God zou Zijn Licht niet aan iemand geven die loog. Mohammed, vrede zij met hem, sprak de waarheid!

In diezelfde maand vroeg mijn man mij ten huwelijk. Hij vertelde dat het hem niet toegestaan was om verkering te hebben. Het zou niet zoveel omhanden hebben, het aanstaande ritueel - de huwelijksinzegening door de imam - maar dan zou onze relatie in elk geval door God worden goedgekeurd. Ik zei: "Ja, ik wil."

Ik zat klaar. 'k Had een keurige blazer aangetrokken en een lange broek. Maar meneer kwam niet opdagen op het afgesproken tijdstip. Later verklaarde hij dat hij bang was geworden. Stel je voor, dat ik de huwelijksinzegening niet serieus zou nemen en ik straks met zijn kind in mijn buik terug zou gaan naar Nederland, zonder hem. Ik meen dat het de eerste keer was, dat we ruzie hadden. Ik was heel erg verontwaardigd en voelde mij niet serieus genomen.

In juli 1989 keerde ik in mijn eentje terug naar Nederland. Ik had nog geen geloofsgetuigenis afgelegd, alhoewel ik innerlijk overtuigd was. Maar ik wilde zeker weten of ik écht moslim wilde worden. In Parijs leefde ik toch in mijn eigen romantische, maar sterk geïsoleerde wereldje. Mogelijk zou ik in Nederland 'wakker worden'. Maar toen ik Engelstalige en Nederlandse literatuur over de islam in handen kreeg, werd mijn overtuiging alleen maar sterker. Ik belde met de contactpersoon van Al Nisa in Alkmaar, alwaar ik toen op de centrale redactie van De Verenigde Noordhollandse Dagbladen werkte. Zij nodigde mij uit bij haar thuis. Toen zij opendeed, schrok ik wel even. Het was een imposante Nederlandse vrouw met een lange, wijde jurk en een hoofddoek. Mijn hart bonkte in mijn lijf. Toen ik eenmaal binnen was en gekalmeerd was, vroeg ik haar hoe ik moslim kon worden.

Nu is het doorgaans zo, dat als je een moslim vraagt hoe je moslim wordt, dat hij of zij je naar de moskee verwijst of mee neemt. Ook word je helemaal aan de hand genomen, omdat de persoon in kwestie blij is met de nieuwe aanwinst in de oemma, in de moslimgemeenschap. Maar deze dame was bijzonder afstandelijk. Zij gaf me pen en papier, legde uit wat ik moest doen - de grote wassing nemen - en wat ik daarna moest zeggen - "Ik getuig dat er geen god is dan Allah en dat Mohammed Zijn boodschapper is" - waarna ze mij liet gaan. Zo gezegd, zo gedaan. Het papiertje met daarop de aanwijzingen geschreven, nam ik mee naar de douche, zodat ik geen stap zou overslaan. Vervolgens stapte ik onder de douche uit, deed mijn kleding aan, pakte het inmiddels doorweekte papiertje en sprak de woorden uit die er op geschreven stonden. Het ging om de geloofsgetuigenis. Ondanks het feit dat ik helemaal alleen was, voelde ik mij van binnen zo intens gelukkig en rijk. Nu was ik moslim.





Geen opmerkingen: